E-mancipatie

Eerder verschenen in Intermediair nr. 26, 29 juni 2000.

Een groot deel van onze na-oorlogse groei vindt zijn verklaring in het binnen het formele economische meetkader brengen van activiteiten die vroeger niet commercieel verhandeld werden. De verzorging van kinderen, van ouders en vele andere essentiële activiteiten binnen en buiten het huishouden werden "gratis" verricht door de vele vrouwen die niet buitenshuis gingen werken. Vooral in Nederland was dit een typisch gezinspatroon: de vrouwelijke arbeidsparticipatie lag er lager dan elders in Europa. De afgelopen twintig jaar heeft zich echter een ware revolutie voorgedaan, Nederlandse vrouwen ontdekten het inkomens- en onafhankelijkheidsvoordeel van formele arbeid. De vrouwelijke arbeidsparticipatie ligt nu min of meer op Europees niveau. Uiteraard is er nu ook minder tijd beschikbaar binnen het gezin voor zorgtaken zodat meer beroep gedaan moet worden op externe, betaalde zorgverlening. Het is in zekere zin de welvaartsparadox van veel hooggeschoolde, dubbele inkomensgezinnen: meer inkomen en materiële welvaart, maar ook meer dwangmatige behoeften en minder tijd om van de toegenomen welvaart te genieten. Aan de andere kant van de sociale ladder concentreert armoede zich in toenemende mate in ééninkomensgezinnen, met name alleenstaande vrouwen met kinderen. Zij hebben noch voldoende inkomen om in de materiële basisbehoeften van hun gezin te voorzien, noch de tijd voor andere essentiële gezinstaken.

Op de Europese Top te Lissabon werd afgesproken dat alle Europese landen naar een nog hogere arbeidsparticipatie zouden moeten streven. Als gemiddeld streefcijfer werd 70% voor 2010 voorgesteld. Wat vrouwelijke arbeidsparticipatie betreft, zou het huidige Europese gemiddelde van 50% tot 60% in 2010 moeten worden opgetrokken. Prachtig vanuit emancipatorisch perspectief denkt U ongetwijfeld, maar de echte reden die ook in de conclusies van de Top vermeld worden, is de behoefte aan verbreding van het arbeidsaanbod om het sociale zekerheidsstelsel in de toekomst verder te financieren. De vergrijzing slaat niet alleen toe, ook de ontgroening. En daar wringt het schoentje. Zolang niet een echt emancipatorisch beleid gevoerd wordt, vergroten deze soort van algemene streefcijfers slechts de hierboven beschreven tijds- en inkomensparadox. Een streven naar een toename in vrouwelijke arbeidsparticipatie zonder radicale transformatie van het beleid op het gebied van ouderschaps- en zorgverlof voor vrouwen en mannen, van gemakkelijke in- en uitrede uit de formele arbeidsmarkt, van het aanzetten van mannen tot actiever participeren in huishoud- en andere gezinstaken, zal uiteindelijk slechts leiden tot een verdere daling van de nataliteit. In Europa kan men op dit ogenblik spreken van een vruchtbaarheidsstaking. Vooral hooggeschoolde vrouwen, die gemakkelijk werk kunnen vinden worden hiermee het scherpst geconfronteerd. Zij passen er liever voor om, naast een baan, ook nog te moeten opdraaien voor kinderen, zorg en de vele andere zorg- en huishoudtaken. In Nederland ligt het gemiddeld kinderaantal van jonge, hogeropgeleide moeders nu nog op amper 0,5. In plaats van die druk op vrouwelijke arbeidsparticipatie nog verder op te voeren aan de hand van een streefcijfer, had men in Lissabon beter een echt e-mancipatorisch beleid ontwikkeld met, als het dan in de huidige Europese politiek absoluut moet, streefcijfers voor kinderopvang, ouderschapverlof en uitroeiing van kinderarmoede.

Luc Soete