Nieuwe ongelijkheid

Eerder verschenen als Afgunst in Intermediair nr. 30, 27 juli 2000.

Zoals het menselijke genoom-project ons leert, wordt elkeen van ons in verschillende combinaties erfelijk kapitaal geboren: geen mens ziet eruit als een ander, één ei-ige tweelingen daargelaten; geen mens heeft dezelfde brains. Daarbij worden mensen ook heel verschillend geboren waar het het materiële kapitaal dat ze meekrijgen bij hun geboorte betreft. Het gaat hier niet louter om geld, maar ook om afkomst, stand, milieu waarbij culturele en sociale factoren ook van belang zijn. De menselijke variëteit lijkt dan ook oneindig, ongelijkheid de norm.

In de meeste van onze rijke landen, wordt ongelijkheid als onrechtvaardig beschouwd. Wij voelen ons solidair met diegenen die zich in een situatie bevinden waar ze zelf niets aan kunnen doen en die onszelf ook had kunnen overkomen. Daarom treden in onze samenleving danook allerlei vormen van herverdeling op, waarbij wie meer verdient ook meer afdraagt. Vanuit economisch perspectief kan ongelijkheid trouwens heel wat negatieve welvaartseffecten hebben. Ongelijkheid in consumptie bijvoorbeeld, vooral wanneer die betrekking heeft op duurzame, materiële goederen, houdt immers ook rivaliteit en afgunst in.

Voor de welvaartseconoom zal de ongelijke consumptie van deze goederen negatieve externe effecten inhouden voor hen die die goederen niet kunnen consumeren. Dat is ook één van de redenen voor (nog) hogere belasting op duurzame, luxe goederen. Maar de rivaliteit in consumptie creëert ongetwijfeld ook een schuldgevoel. Het schuldgevoel van het in overvloed consumeren van wat anderen niet hebben, lijkt vanuit dit perspectief op een oergevoel dat de mensheid overgehouden heeft uit het paradijs waar alles van iedereen was. Vooral in onze Calvinistische cultuur zit het schuldgevoel van materiële ongelijkheid sterk verweven. Het in overvloed hebben en consumeren van materiële goederen naast anderen die niets hebben, maakt uiteindelijk niet gelukkig.

De nieuwe, immateriële ongelijkheid loopt echter niet langer langs de oude rivaliteits- en afgunstlijnen van materiële eigendom en consumptie. Het gaat nu eerder om verschillen in het uitbuiten van de competenties waarmee we geboren zijn en die we over de jaren heen verder ontwikkeld hebben. Het nemen van risico lijkt zo'n competentie die nu in de nieuwe economie sterk wordt beloond. Dit is zichtbaar op de beurs, maar ook op de arbeidsmarkt. Werknemers lijken werkondernemers te worden, die zelf hun eigen menselijk kapitaal op peil moeten houden met levenslang leren en bereid zijn nieuwe, meer onzekere wegen in te slaan. Er is ook iets bijzonders aan deze vorm van ongelijkheid. In tegenstelling tot ongelijkheid in fysiek of materieel kapitaal, wordt ongelijkheid in vaardigheden en durf niet als onrechtvaardig aangevoeld. Het betreft hier eerder zaken die aan het individu, de persoon zelf, worden toegeschreven. Wie zijn kennis niet op peil houdt is eerder lui, wie geen risico durft nemen eerder laf. Door het ontbreken van een gevoel van onrechtvaardigheid ontstaat ook geen gevoel van solidariteit. Niet langer wordt de ongelijkheid toegeschreven aan omstandigheden, noodlot of pech, maar aan karakter (zwak of sterk), soms zelfs als individuele keuze. Kortom de nieuwe ongelijkheid roept heel wat fundamentele vragen op. Vragen waarop ons huidige welvaartsmodel niet direct het antwoord lijkt te kunnen geven.

Luc Soete