De nieuwe senior economie

Eerder verschenen in Intermediair nr. 32, 10 augustus 2000.

Nederland wordt oud en vergrijst. Vergrijzing is in velerlei opzichten een paradoxaal "probleem". Enerzijds is vergrijzing het resultaat van de steeds betere kwaliteit van medische verzorging en levensonderhoud, waardoor de levensverwachting de laatste dertig jaar sterk is toegenomen. Mensen leven langer. Anderzijds is vergrijzing ook het resultaat van de dalende vruchtbaarheid als gevolg van de grotere individuele keuzemogelijkheden van vrouwen om al dan niet kinderen te hebben. De huidige vergrijzingsgolf gaat dan ook gepaard met een opmerkelijk lage vruchtbaarheid vooral onder hooggeschoolde vrouwen. Vooral in de Zuid-Europese landen ligt het vruchtbaarheidscijfer bijzonder laag, lager b.v. dan in het Frankrijk van 1917, het tot dan toe laagste, bekende vruchtbaarheidscijfer. Europa wordt grijs én oud. In eerste instantie heeft een daling in de vruchtbaarheid slechts positieve effecten op welvaart. Er moeten immers minder monden gevoed worden en er is ook meer tijd beschikbaar om zich met elk individueel kind bezig te houden. Tezelfdertijd zijn er meer mogelijkheden voor een snellere herintrede van vrouwen op de arbeidsmarkt en kan genoten worden van een dubbel gezinsinkomen. Toenemende rijkdom gaat dan ook gepaard met kleinere gezinnen en kleinere gezinnen met toenemende welvaart. Erfenissen dienen over kleinere aantallen nakomelingen verdeeld te worden. Op termijn echter komt de ouderenlast op de schouders te liggen van een wel heel kleine bevolkingsgroep van actieven. Arbeid wordt schaars en het inkomen uit kapitaal, inclusief de gespaarde pensioenen, daalt.

Dit toekomstscenario leidt practisch automatisch tot voorstellen waarbij de toename in arbeidsparticipatie van "jonge" ouderen centraal staat (afschaffing VUT, verhoging pensioengerechtigde leeftijd, etc.). Voor deze categorie van jonge ouderen zal dit veelal geen probleem zijn. Dankzij verdere medische doorbraken zal de levensverwachting nog verder toenemen en zullen mensen die gezond zijn op hun 65ste zonder al te veel gezondheidsproblemen teminste part-time door kunnen werken tot hun 70ste, mogelijk hun 75ste. Nadien echter groeit de groep van afhankelijke ouderen, die zorg en begeleiding nodig hebben sterk.

Deze ontwikkelingen houden echter ook heel wat sociale en economische uitdagingen in die tot op heden nog maar weinig onderkend zijn en best kunnen omschreven worden als de opkomst van een "senior economie". Hierbij kan verwezen worden naar de talrijke structurele veranderingen die een vergrijzende, maar actieve bevolking inhoudt, b.v. m.b.t. de vraag naar senior gebonden goederen en diensten, inclusief huisvesting, zorg, vrije tijds- en andere sociale tijdsbestedingen. De aanweizgheid van een belangrijke senior populatie houdt echter ook een andere vraag in naar fysieke mobiliteit en bereikbaarheid, inclusief virtuele bereikbaarheid. Senior actieven beschikken ook over meer tijd zowel wat huishoud- en kinderopvangtaken betreft als arbeidstaken. Ook hier kan verwacht worden dat zich een "nieuwe" vraag ontwikkelt b.v. naar opleidingen, gebruiksvriendelijke vormen van Internetgebruik, hobbyvaardigheden en dergelijke meer. Er is vanuit dit perspectief behoefte aan een mentaliteitswijziging wat de positie en groeikansen van de senior economie betreft. In zekere zin vormt de senior economie Europa's toekomst in de nieuwe economie.

Luc Soete