Haalt Limburg 2030?

Onlangs is het lang verwachtte rapport Limburg 2030 verschenen: niet Limburg 2014, het zilveren jubileum van gouverneur Van Voorst en ook niet Limburg 2039 het tweehonderdjarig bestaan van de provincie Limburg, maar 2030 de ruimtelijke horizon van het Haagse VROM. De opdrachtgever, de provincie, hoopt met deze en andere toekomststudies een richtbeeld te hebben van verschillende haalbare toekomstbeelden voor Limburg. Wellicht leuk voor de provinciale verkiezingen en aanzet voor debat. Vermits ik tot op heden weinig gezien heb van enig debat, een aanzet.

Echt lange termijn scenarios zoals in dit geval kom je tegenwoordig niet zo dikwijls meer tegen. Het volstaat immers niet uit te blinken in het vinden van creatieve namen voor de verschillende scenarios, in de huidige context van snelle veranderingen, riskeer je al heel snel dat de toekomst je inhaalt. Het kan keren: bij publicatie van het rapport begin deze maand twijfelde wellicht niemand eraan dat anno 2030 alle grote Limburgse infrastructuurprojecten (A-73, A-74, A2, etc.) die vandaag gepland, soms reeds uitbesteed zijn, zeker zouden zijn afgerond. Na de perikelen van vorige week is zelfs dat niet zo zeker meer. Natuurlijk kan men scenarios regelmatig bijstellen, maar als richtbeeld verliezen ze aan het huidige ritme wel heel snel veel van hun toekomstwaarde. Ik wil het hier echter niet hebben over deze wat gemakkelijke kritiek. Uiteindelijk moet je toch bewondering hebben voor mensen die hun nek durven uitsteken ook al doen ze dat voor veel geld. Mijn wat meer inhoudelijke commentaar richt zich op enkele van de basisveronderstellingen die ten grondslag liggen aan de toekomstvoorspellingen en mijn inziens niet deugen.

Wat kan met enige graad van waarschijnlijkheid voorspeld worden over 2030? Dat de provincie Limburg ongeveer dezelfde oppervlakte zal hebben en gezien zijn bevolkingsstructuur sneller vergrijst dan de rest van Nederland? Vanuit het perspectief van onze wereldbol is het wellicht weinig waarschijnlijk dat we in 2030 andere bewoonbare planeten zullen ontdekt hebben waar we in grotegetale naar zouden kunnen emigreren, zodat ruimte en bestaande bevolkingsstructuur een vrij zeker beeld geven van hoe de wereld er in 2030 zou kunnen uitzien, alhoewel met viagra en de millenium bug er wel eens sprake zou kunnen zijn van een millenium geboorte boom. Maar dit zijn "wild cards" om in het jargon van de toekomstvoorspeller te speken. Binnen de contouren van een land gelden deze veronderstellingen eventueel nog, alhoewel er zich eventueel belangrijke migratiestromen kunnen voordoen. Binnen een Europese grensprovincie als Limburg bieden ruimte of lokale bevolkingsstructuur echter weinig houvast om de Limburgse toekomst te voorspellen. Beschikbare ruimte in een gebied dat in de eerste plaats grenst aan het buitenland en straks geïntegreerd wordt met dat buitenland -- Euroland -- zal in de eerste plaats moeten bekeken worden in relatie tot de beschikbare ruimte aan de overkant van die grens. En uiteraard vergrijst de Limburgse bevolking sneller dan de rest van Nederland als Limburg ouderen aantrekt. Of zou er iets in de Limburgse genen of het Limburgs bronsgroene eikenhout zitten dat Limburgers sneller doet vergrijzen? Niet verwonderlijk zitten zowel ETIL als TNO/Inro er in de eenvoudigste voorspellingen van de omvang van Limburgse bevolking al sinds jaar en dag naast. Voor de toekomst van een regio is niet de structuur van de huidige lokale bevolking relevant dan wel de mogelijke aantrekkingskracht die de regio nu en in de toekomst zal hebben op actieven en niet-actieven van buiten de regio. Vanuit dit perspectief heeft de provincie Limburg over de afgelopen dertig jaar met de reconversie en de ontwikkeling van nieuwe bedrijvigheid heel wat actieven uit heel Nederland aangetrokken. Ook zijn heel wat ouderen naar Limburg afgezakt die zich meer thuis voelen in de kleinschaligheid en geborgenheid van de Limburgse regio. In het toekomstige Euroland zal mobiliteit van actieven en niet-actieven nog veel belangrijker zijn.

Een andere, mijn inziens even foute veronderstelling, en in zekere zin het spiegelbeeld van de toenemende mobiliteit in het Europa van morgen, is het gemak waarmee verondersteld wordt dat kennis en kwaliteit of het nu betrekking heeft op hoogwaardige industrie, ecologische landbouw of natuurbehoud, lokaal kan opgebouwd worden en omgezet in regionale competitieve voordelen. Of het nu het scenario betreft waarin Limburg de euromotor, het bloeiend land, de kweekvijver of het treftpunt van Noordwest Europa wordt, steeds wordt aangenomen dat lokale verankering van kennis als het ware vanzelf tot stand komt en Limburg in de vaart der regios naar een ongekende vooraanstaande Europese positie duwt. En dit ondanks de toenemende druk van internationalisering. Het is een wel heel gemakkelijke veronderstelling. Om een voorbeeld uit mijn eigen achtertuin te nemen. De tegenstelling binnen de Universiteit Maastricht tussen een Karl Dittrich die aandringt op de regionale rol van de universiteit en de verschillende faculteitsbesturen die lak hebben aan lokale regio en in de eerste plaats hun belang en rol zien in hun bijdrage aan de nationale en internationale kenniswereld spreekt b.v. boekdelen. Juist omdat kennis zo "footloose" is, is het juist voor regionale ontwikkeling van essentieel belang kennis lokaal te verankeren. De lokale universiteiten, hogescholen en vele andere kennisinstituten dragen amper bij tot regionale ontwikkeling wanneer zij niet daadwerkelijk verbonden worden aan, geïntegreerd zijn in hun regio. Deze verankering komt niet vanzelf, integendeel de internationale druk zal steeds weer lokale verankering in vraag stellen zoals het geval Philips goed illustreert of straks de DSM-Gist Brocades misschien voor Limburg pijnlijk duidelijk zal maken.

Tenslotte is er de vraag of de Provincie Limburg 2030 haalt. Gezien de opdrachtgever, wordt deze vraag uiteraard niet beantwoord in het rapport. Nochtans lijkt het waarschijnlijk dat zich in de volgende dertig jaar in toenemende mate bevoegdheidsconflicten zullen voordoen tussen nationale, Europese en provinciale overheden. Met de EMU en de Euro binnenkort rond lijkt de nationale overheid de verder uitdijende Europese invloed, ook in regios aan banden te willen leggen. Juist grensregios zoals Limburg, willen ze nog enig bestaansrecht hebben, zullen zich in toenemende mate moeten wapenen tegen deze nieuwe vorm van bevoegdheidsnationalisme. Hun belangen zullen in toenemende mate samenlopen met die van de buitenlandse buren aan de overkant van de grens en veel minder met die van het nationale centrum. Of Limburg 2030 haalt hangt dus in de eerste plaats af van de Limburgse politici zelf en de manier waarop zij de Limburgse ingezetenen kunnen overtuigen dat het nog steeds belangrijk is dat ze er zijn.