Carnaval en de toekomst van de vrouw

Ja, ik weet het. De krant stond er vol van: carnaval hier, carnaval daar; soms te mooi en te kleurrijk om in woorden uit te drukken, dan maar foto's, in kleur en zwart-wit, de ene nog prachtiger dan de ander. En nu, na een volle pagina opiniestukjes vorige dinsdag, nóg maar eens nabeschouwingen... U zult het mij moeten vergeven. Na afgelopen week dreij daog laank verlore gehost en geschunkelt te hebben, mag je je zelfs als Belsje professor wat vrijheden toemeten, zo vond ik toch. En dus wil ik met U wat post-carnaval overpeinzingen delen over de toekomst van de vrouw.

Carnaval anno 2000 werd uiteindelijk in Limburg gevierd en overleefd zonder vrouwelijke prins carnaval, precies zoals in de vorige eeuw. Peter d'n Twiede, de Maastrichtse stadsprins, mocht dan wel een travestie-act achter een vrouwenpop opvoeren op het Maastrichtse Stadhuis om de raadsvrouwen te plezieren, het was maar een schamel afkooksel van de vele échte sjieke travestie-prinsessen die de Groete Optoch kleurden. Carnavalbobo spelen blijft in Limburg een mannenaffaire. En toch: hoe men het draait of keert, deze eeuw wordt uiteindelijk de eeuw van de vrouw.

Zo is er, en ik citeer willekeurig, de manier waarop de vrouw uiteindelijk zelfbeschikking heeft gekregen over het krijgen van kinderen, dankzij de ontwikkeling van voorbehoedsmiddelen. Onder meer daardoor kan zij veel directer en bewuster participeren in het arbeidsproces en zo ook financieel onafhankelijk worden van de man. De meest fundamentele structurele verandering in Nederland gedurende de afgelopen 15 jaar is ongetwijfeld de sterke, en in vergelijking tot andere landen, laattijdige toename in vrouwelijke arbeidsparticipatie, ook al heeft deze veelal slechts betrekking op deeltijdarbeid. Voor zover deze vorm van deeltijdparticipatie op eigen individuele keuze berust, wat vroeger zeker niet het geval was, beantwoordt het ook aan de behoefte tijd vrij te houden voor andere waardevolle bezigheden, of het nu om louter persoonlijke ontplooiing, vrijwilligersactiviteiten, het verzorgen van ouders of het opvoeden van kinderen gaat. In zekere zin geeft de vrouw de man een les in zelfbeschikking: hoe juist geen slaaf te worden van tijd en werk. Vrouwen hebben vanuit dit perspectief uiteindelijk veel meer levenservaring in het maken van keuzes dan mannen. Het is ook dit aspect dat schril afsteekt tegen de vroegere, min of meer sociaal opgelegde toename in vrouwelijke arbeidsparticipatie in landen zoals België en Frankrijk, waar vele vrouwen sinds de jaren 70 een full-time baan hebben. In deze landen is het bijkomende vrouwelijke inkomen een essentieel ingrediënt geworden van het gezinsinkomen en dient het voor de afbetaling van de hypotheek op het huis (zonder belastingaftrek) of de (studie-)financiering van de kinderen. Van echt bewuste keuze is veelal geen sprake: het externe werk moet toegevoegd worden aan de bestaande huishoudtaken met als extreem gevolg een soort vruchtbaarheidsstaking van werkende vrouwen. De bevolkingsgroei is dan ook dramatisch gedaald in die landen: kinderen vergen immers teveel tijd of zijn gewoonweg te duur. Met de man werd ook de vrouw als het ware slaaf van de consumptiebehoeften van het gezin.

Een tweede ontwikkeling is ongetwijfeld de enorme toename in opleiding van vrouwen. De meeste mannen weten het misschien nog niet, maar vrouwen hebben vandaag de dag gemiddeld genomen een hogere opleiding dan mannen. Misschien ook daarom dat de Raad van Elf slechts uit mannen bestaat. Uiteraard zijn er grote verschillen tussen beroepen en oefenen traditionele zorgberoepen nog steeds een grote aantrekkingskracht uit op vrouwen, maar de tijd dat mannelijke beroepen garant stonden voor een hoog inkomen zal snel tot het verleden behoren. Naarmate technologische kennis steeds explicieter wordt en onderdeel van algemene achtergrondkennis die slechts nodig is bij onderhoud of reparatie -- denk aan de auto -- doet zich een verschuiving voor in de richting van vraag naar meer sociale, zorg- en communicatie-vaardigheden. Juist vanuit dit perspectief kan verwacht worden dat in onze vergrijzende maatschappij het vrouwelijke wijsheden, levenservaring en -vaardigheden zullen zijn die een bonus op de arbeidsmarkt zullen verdienen. Ik wil hiermee niet de vele barrières goedpraten die de typische bolwerken van mannenberoepen, zoals het mijne, kenmerken. Maar de tijd werkt ten faveure van de vrouw, niet alleen omwille van de tergend langzaam toenemende participatie van vrouwen in deze beroepen, maar ook omdat de maatschappelijke waarde van deze mannenberoepen uiteindelijk erodeert.

Vanuit dit perspectief is het misschien beter de Tempeleers hun carnavalsprins te gunnen tot ver in de volgende eeuw. Een beetje zoals nu de Chippendales of de Maastrichtse VVV-slogan: een mannelijke carnavalsprins, dat gun je jezelf, dat geeft je dat oude, carnaval oergevoel van toen mannen het nog voor het zeggen hadden.

Luc Soete