In Powell geloven wij

Of als alternatief

Iraakse lessen


Terwijl Colin Powell, de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, afgelopen woensdag voor de VN veiligheidsraad in beeld en geluid het beste dat de CIA kon bieden aan overtuigende bewijslast over de aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak wereldkundig maakte, werd bekend dat Noord-Korea de voorbereidingen ter productie van een atoomboom versneld doorzet. En daar waar Powell al zijn overredingskunst moest gebruiken om de opgenomen Iraakse gesprekken en beelden als echte bewijzen te laten doorgaan, logen de Noord-Koreaanse foto’s , ook genomen door Amerikaanse spionagesatellieten, er niet om: trucks vervoeren uit het heropende nucleaire complex Yongbyon de gebruikte brandstofstaven om plutonium te produceren. Genoeg voor zo’n vijf à zes atoonbommen. En met de VN, het internationale atoomagentschap en internationale inspecteurs wil Noord-Korea niets meer te zien hebben. Het verschil met Irak kan niet scherper: ondanks alle inspanningen van de VN-veiligheidsinspecteurs en Amerikaanse veiligheidsdiensten is geen bewijsmateriaal te vinden over nucleaire wapens, wel biologische mobiele “werkplaatsen” en onverklaarbare capsules van biologische en chemische wapens die met de nog beschikbare militaire luchtafweerinfrastructuur met een beetje geluk tot de buitenwijken van Bagdad zouden kunnen afgeschoten worden. In verhouding tot het Noord-Koreaanse leger kan het Iraakse leger wellicht best vergeleken worden met Dad’s Army uit de oude Britse comedieserie. Een indruk die nog versterkt werd na het beluisteren van de door Powell wereldkundig gemaakte gesprekken tussen leden van de Iraakse republikeinse garde. Daartegenover staan de Verenigde Staten waarvan de Bush-administratie ook deze week aankondigde dat het haar militaire uitgaven nóg verder verhoogt na de astronomische stijgingen van vorig jaar. De Amerikaanse defensie-uitgaven zullen straks zo’n 13,5% bedragen van de totale begroting, in absolute termen zo’n 380 miljard dollar: meer dan de som van alle defensie-uitgaven van de tien andere landen met de hoogste defensie-uitgaven ter wereld. Over militaire overmacht gesproken.

Waarom dan toch die Amerikaanse oorlogsobsessie met Irak, en niet b.v. met Noord-Korea? Van media-debatten op onze nationale televisie zal men niet wijzer worden: het Irak-debat afgelopen zondag op Netwerk was zowat het dieptepunt van inhoudelijk debatteren over oorlog en oorlogsdreiging in Nederland. Toch zijn er vrij rationele argumenten die de op het eerste zicht onverklaarbare obsessie van de VS met Irak kunnen verklaren. Met olie heeft het weinig van doen. Als olie echt zo’n strategische sleutelrol voor de VS zou vervullen, was men al lang het dichtbij gelegen Venezuela binnen gevallen, wellicht met zowel de steun van de lokale bevolking als van de omliggende Amerikaanse landen die de instabiliteit van het Chavez-regime een doorn in het oog zijn. Natuurlijk zijn er oliebelangen maar het argument dat het louter om olie zou gaan, is te eenvoudig. Neen, mijns inziens kan meer geleerd worden uit de oude militair strategische noties van “credible threat”: de vraag of er sprake is van een overtuigende militaire dreiging. Dit was natuurlijk de doctrine die de koude oorlog zo “koud” hield en vanuit zowel slachtoffer als economisch perspectief de meest efficiënte oorlog ooit was. Zolang elke partij de vernietigingswapens van de andere partij aanzag als een overtuigende dreiging, weerhield hij zich van aanvallen. Zo werd, ondanks het uitdrukkelijke verzoek van de naar vrijheid smachtende bevolking, niets ondernomen door de VS of de NAVO tegen het gewelddadig neerslaan door de Sovjettroepen van de volksrevolte in Hongarije in 1956 of in Tsjechoslovakije in 1968. Zo’n aanval of steun zou immers slechts leiden tot een militaire tegenaanval die tot veel meer slachtoffers aan de kant van het Westers bondgenootschap zou leiden. In die zin is Saddam Hoessein’s probleem nu juist dat hij geen “credible threat” (meer) vormt. Juist het feit dat hij niet de capaciteit heeft om een nucleaire atoombom te ontwikkelen of massavernietigingswapens in te zetten, betekent dat hij niets tegen de oorlogsdreiging van de VS kan stellen. Een aanval op Irak kan met andere woorden bijna zonder zorgen om enige vergelding ingezet worden. Zelfs de Israelische luchtmacht lijkt geen behoefte meer te hebben om één of andere nucleaire of chemische fabriek in opbouw preventief te bombarderen zoals destijds in de aanloop naar de eerste golfoorlog. De huidige oorlogsopbouw tegen Irak is dan ook niet alleen een illustratie van de Amerikaanse militaire overmacht, het is in zekere zin ook een illustratie van de Amerikaanse machteloosheid ten aanzien van terrorisme. Om het cynisch te stellen: de VS kunnen conventionele oorlogen winnen, zeker tegen Irak. In Noord-Korea daarentegen waar nucleaire vernietigingswapens wel degelijk in de maak zijn, ontwikkelt het land echter wel een “credible threat”. In dit geval zou een preventieve aanval van de VS mogelijk wel beantwoord kunnen worden met voor Zuid-Korea en de Amerikaanse strijdkrachten aldaar dramatische gevolgen. Noord-Korea kan dus nu al eisen stellen in de vorm van voedselhulp, energie leveranties en dergelijke meer, om deze vernietigingswapens straks alsnog af te bouwen. In een wereld met één supermacht lijkt de enige mogelijkheid tot overleven van een despoot het zo snel mogelijk opbouwen van een credible threat: slechts dan vormen deze “schurkenstaten” een geloofwaardige dreiging ten opzichte van de VS, de huidige superpower, en kunnen zij zich straks vrijwaren van enige internationale democratische controle of toezicht. Het is de les die heel wat landen zullen geleerd hebben uit de huidige VS-oorlogsobsessie met Irak.

Luc Soete