Casino economieOp het eerste zicht lijkt een casino-investering op die van gelijk welk andere economische activiteit. Er is, getuige het succes van internetgokken, steeds meer vraag naar spel- en entertainmentactiviteiten met financiële risico's. Tezelfdertijd is het ook een unieke sector wat werkgelegenheid betreft: niet alleen arbeidsintensief, maar ook gebruik makend van vooral laaggeschoolde arbeid. Ideaal dus voor steden die kampen met relatief hoge werkloosheid onder laaggeschoolden, zoals Maastricht. Maar dit ideale plaatje gaat voorbij aan een wezenlijk verschil tussen casinoactiviteiten en andere diensten: consumptie met zogenaamde toenemende meeropbrengsten, een waarneming waarvoor Daniel Kahneman enkele jaren geleden de Nobelprijs Economie kreeg.. Naarmate men meer consumeert heeft men niet de neiging tot stoppen, maar wordt men eerder geconfronteerd met het omgekeerde: de neiging te blijven inzetten om het initiële bedrag terug te verdienen totdat het geld uiteindelijk op is. Casino's spelen hier op in door gokkers telkens de mogelijkheid te bieden hun inzet terug te verdienen, al gaat dat steeds gepaard met een hogere inzet. Niet verwonderlijk is dit het gevaarlijkst voor mensen met relatief lage inkomens omdat, wat economen noemen, de marginale waarde van geld voor hen veel hoger ligt dan voor relatief rijke mensen. De cijfers van Holland Casino over wat zij uitkeren na elk spel spreken wat dit betreft boekdelen. De gemiddelde casino bezoeker geeft op een avond zo'n €100 uit aan verschillende casino spelen. Daarbij kan hij of zij rekenen op een vrij hoge uitkering: na elk roulette spel wordt zo'n 97% van de ingebrachte “mise” door een veelal lieftallige croupier uitgekeerd die er dan ook een fikse fooi voor krijgt. Die relatief hoge uitkeringen per spel, uiteraard niet op het niveau van het volledig 100% uitkeren van elke mise, zetten spelers aan om steeds weer het uitgekeerde geld in te zetten totdat ze effectief hun laatste euro kwijt zijn. Bij spelautomaten ligt de uitkering veel lager: slechts 92% van elke inzet wordt per spel uitgekeerd. Het opnieuw aan de arm van de machine trekken is practisch een automatisme. Niet voor niets dat men het in het Engels heeft over “éénarmige bandieten”. Het verschil tussen uitkeringen bij verschillende casinospelen illustreert de onderliggende sociale problematiek: gokverslaving van de hogere klasse doet zich vooral voor bij de hoogdrempelige roulette en kaartspelen met hun relatief hogere uitkeringen, de lagere klasse gokverslaving doet zich voor bij de laagdrempelige gokautomaten met een veel lagere uitkering. Het risico van gokverslaving heeft er toe geleid dat de overheid sterk regulerend optreedt met betrekking tot casinoactiviteiten: een uitzonderlijke hoge gokbelasting, een restrictief vergunningsbeleid en in het geval van Nederland een staatsmonopolie. Het directe gevolg van dit beleid is dat casinoactiviteiten voor lokale ontwikkeling als het ware een Haagse versie vormen van de éénarmige bandiet: de “Zalm bandiet”. In verhouding tot de lokaal gecreëerde werkgelegenheid wordt nog een grotere hoeveelheid aan koopkracht uit de lokale economie weggezogen richting Haagse schatkist. In vakantiesteden en kuuroorden, waar de eerste casino's in Nederland hun deuren openden midden jaren 70 zoals Zandvoort, Scheveningen en Valkenburg, maakt dat voor de lokale economie niet zoveel uit. Het casino is er onderdeel geworden van de lokale vakantie of vrije tijd infrastructuur en heeft er zich dikwijls ontpopt tot één van de belangrijkste werkgevers. Er wordt geteerd op de koopkracht van vakantiegangers, die slechts voor beperkte tijd op bezoek komen. De lokaal onttrokken koopkracht is als het ware onderdeel van het herverdelen van vakantie uitkeringen: een slimme opzet van de overheid om het teveel aan liquide bestedingsmiddelen uitgekeerd als vakantie toelage of 13 de maand opnieuw af te romen. In grote steden daarentegen, zijn casinoactiviteiten veelal slechts een klein onderdeel van de verbreding van het entertainmentaanbod, en zijn werkgelegenheidscreatie en het onttrekken van koopkracht verwaarloosbaar in relatie tot andere economische activiteiten. Het probleem zoals zich dit in het geval van Maastricht perfect illustreert, is wanneer er sprake is van een middelgrote stad (120.000 inwoners) en een omvangrijk casinoplan. In zijn eenvoud lijkt het grootse Harrah's casinoplan de ideale oplossing voor het werkgelegenheidsprobleem waarmee Maastricht geconfronteerd wordt. Bijkomende entertainment voor de elite en werkgelegenheid voor laaggeschoolden en werklozen. Geen wonder dat de plannen van Harrah's haast naadloos lijken aan te sluiten bij die van Maastricht. Zelfs het marketinglogo van Maastricht lijkt perfect te passen in dat van het nieuwe casino. Ik zie de gezamenlijke gemeentelijke en casino reclamecampagne al voor mij: A visit to (Caesar's in) Maastricht: “you owe it to yourself!” . Met de toevoeging “Caesar's in” die aan- en uitflikkert in grote neonlichten op de gemeentelijke website en langs de toegangswegen tot de stad. Een wat grondigere analyse die een collega, Bas ter Weel, en ikzelf hebben gemaakt, toont echter aan hoe dit bestuurlijke enthousiasme voor de Harrah's casinoplannen voorbij gaat aan zowel het specifieke karakter van Maastricht als dat van casinoconsumptie. Zo wordt het lokale “Zalm bandiet”-effect van nationale belastingafdrachten miskent, waardoor in tegenstelling tot een kuuroord zoals Valkenburg, in Maastricht uiteindelijk meer lokale koopkracht wordt weggezogen dan toegevoegd in de vorm van nieuwe casinowerkgelegenheid. Daarnaast wordt vergeten hoe succesvol Maastricht, als relatief kleine provinciestad nu al is in het aantrekken van bezoekers, zo'n 15 miljoen per jaar. Deze uitzonderlijke aantrekkingskracht van Maastricht zónder casino doet vermoeden dat mét een casino amper sprake zal zijn van substantiële bijkomende bestedingen van nieuwe bezoekers dan wel van een verschuiving in het bestedingspatroon van de huidige bezoekers met als gevolg substantiële verdringingseffecten. Kortom, Maastricht: dat gun je jezelf, ook zonder casino… Luc Soete
|