De euro à la GrecqueSamen met wat andere collega’s was ik destijds uiterst kritisch over de Economische en Monetaire Unie ("Met deze EMU kiest Europa verkeerde weg", Volkskrant, 13/02/1997), die de ruggengraad zou vormen van de invoering van de euro. Ik heb hier in de jaren 90 vele vertwijfelde columns aan gewijd. Mijn voorliefde voor de architectuur indachtig, beschreef ik de invoering van de euro als het plaatsen van het dak op het Europese huis, waarvan men echter slechts de funderingen, de uit 1992 daterende Europese Eenheidsmarkt, had gelegd. De muren van het huis zoals een Europees sociaal-, migratie-, fiscaal-, milieu-, werkgelegenheidsbeleid, etc. waren er nog niet of zouden er nooit komen. Op zijn best stonden er wat virtuele muren. De euro werd gebouwd, zo stelde ik, op een huis dat paste bij Europa’s politieke voorliefde voor “geometrie variable” maar dat alles behalve stabiel was. Tijd zou het uitwijzen. Nu 10 jaar na de invoering van de euro en in het verlengde van de financiële crisis komt die instabiliteit, zoals voorspeld, plots scherp naar voor. Natuurlijk kunnen de meest zichtbare scheuren die zich voordoen met wat lapmiddelen gedicht worden, zoals donderdag in Brussel afgesproken, maar of de internationale markten vertrouwen zullen hebben in de stabiliteit van het eurohuis, valt te betwijfelen. Zo blijft de discussie rond Griekenland steken in het halen van de oude, financiële EMU criteria zonder oog te hebben voor criteria van echte, reële convergentie binnen de eurozone. En toch zijn het juist die laatste criteria waar het uiteindelijk op aankomt in een Economische en Monetaire Unie. Toen de euro destijds ingevoerd werd, schreef ik hier: “De echte populariteitstest van de euro komt... later, veel later. Wanneer bij voorbeeld de groei in Europa hapert en de vaste euro-wisselkoers in sommige van de armere Zuid-Europese landen de nationale overheden onder zware sociale en politieke druk zet... De productiviteit per manuur: een goede maatstaf voor de efficiëntie waarmee een land gebruik maakt van zijn arbeid en dus ook een indirecte indicator van de hoogte van het concurrentiële loon dat een land zich kan veroorloven, ligt in Portugal of Griekenland plus minus op een vierde van de productiviteit bij ons...Veel ruimte in die landen dus voor heel wat productiviteitsverbetering, maar ook heel veel ruimte voor verwachtingen van een hoger loon en inkomen bij de gewone burger. En het is juist die inkomensverwachting waarmee de Zuid-Europese burger de euro identifieert. Verwachting die echter slechts gerealiseerd kan worden door hogere efficiëntie. Die hogere efficiëntie komt echter niet van de euro maar zal de burger zelf moeten opbrengen of hij of zij nu werkgever of werknemer is, in de private of publieke sector werkt.” (De euro: kalverliefde of SM? DDL 3 januari 2002). Het afgelopen decennium is er niets van die hogere efficiëntie terechtgekomen. Integendeel, sinds de invoering van de euro hebben landen als Griekenland, Spanje en Portugal meer dan 30% in concurrentiekracht ingeboet ten overstaan van Duitsland. Tezelfdertijd heeft de nieuwe harde euro met zijn lage rente en inflatie in die landen geleid heeft tot een hoofdzakelijk kredietgedreven hausse met als gevolg een steeds groter wordend handelstekort ten opzichte van Duitsland. De kredietcrisis heeft deze landen plots weer met beide voeten op de grond gebracht: nu echter op een heel harde eurogrond zonder enige mogelijkheid de pijn te verzachten met een devaluatie. De aanpassing van het Griekse begrotingstekort van 12,7% in drie jaar tijd naar het EMU criterium van 3%, is dan ook niet alleen een Herculus operatie zonder narcose, het is er ook één die op korte termijn geen enkel perspectief biedt op enige duurzame groei of werkgelegenheid. Integendeel, een ruwe economische vuistregel houdt in dat een vermindering van het begrotingstekort met 10% gepaard zal gaan met een daling van het bruto binnenlands product van grofweg 15%: een krimp die het best vergeleken kan worden met de economische depressie uit de jaren ’30 van de vorige eeuw. Kortom, een beetje alsof de euro wraak neemt... Nochtans ware het probleem makkelijk op te lossen als we even teruggrepen naar het oude debat. De EMU criteria hebben niets economisch van doen maar zijn uiteindelijk louter politieke criteria. Nu we met zijn allen met de euro opgescheept zitten is het tijd met nieuwe, realistischere EMU criteria te komen. Criteria die ook haalbaar zijn voor iedereen en niet alleen voor ons. Criteria die de euro ongetwijfeld wat minder hard zullen maken. Geldontwaarding is nog altijd de gemakkelijkste, en zonder devaluatie wellicht de enige, methode om reële aanpassingen te realiseren. Narcose die niet alleen Griekenland nu maar wij wellicht straks ook nodig zullen hebben wanneer de vergrijzing hier toeslaat. Luc Soete 13 februari 2010 |