Blind opent ogen voor regionaal beleid
Terwijl de secretaris-generaal van Economische Zaken, Ad Geelhoed in zijn nieuwjaarsartikel
tussen de lijnen door zijn frustratie uitsprak over de Brusselse beleidscoördinatie en een warm
pleidooi hield voor meer beleidsconcurrentie tussen de Europese landen in het post-EMU
tijdperk, uitte de nieuwe voorzitter van de Kamer van Koophandel Zuid Limburg, Wim Blind
in zijn nieuwjaarstoespraak zijn frustratie over de Haagse beleidscoördinatie in een wat meer
directe vorm -- "randstaddemocratie" noemde hij het -- en hield een warm pleidooi voor de
regio op eigen kracht. Eindelijk zou je denken. De Limburgse klaagzang in het Haagse over
de achterblijvende regio die eerst zo'n structurele achterstand had en dan plots zo
conjunctuurgevoelig was, klonk al lang niet meer overtuigend. Sjeng Kremers had het goed
gezien en vertrok precies op tijd naar de Randstad. Eer viel er niet meer te behalen in
Limburg voor Haags lobbywerk voor financiële steun. De regio moet zichzelf bedruipen. Van
Haags ontwikkelingsgebied tot een regio op eigen kracht is echter geen eenvoudige uitdaging;
het vereist, aldus Blind, één strategisch plan voor de regio Zuid-Limburg.
Het zal menigeen verwonderd hebben dat het voorstel voor een strategisch plan voor een regio
op eigen kracht uit de koker komt van een voorzitter van de Zuid-Limburgse Kamer van
Koophandel en niet van het provinciebestuur of de regionale investeringsbank LIOF. Het is
tekenend voor de snelle wijze waarop regionale economische ontwikkeling in Limburg in de
afgelopen tien jaar heeft plaatsgevonden. Het is wellicht ook een concrete uiting van de
"glocale" nieuwe bedrijfscultuur, waarin Blind zich wellicht ook thuisvoelt: "think global, act
local". Maar het is ook typerend voor de potentiële, groeiende beleidsconfrontatie die zich
tussen regio en nationale overheid voordoet, dat het de voorzitter is van de Kamer van
Koophandel die zich als lokale bestuursvernieuwer opwerpt. Daar waar de nationale overheid
zich zorgen maakt over de tendens tot financiële (en fiscale) globalisering en de
ongebondenheid van heel wat Nederlandse bedrijven, wijst bankier Blind op de vele locale
investeringsmogelijkheden in de 30 bij 30 km Zuid-Limburgse regio.
Natuurlijk was het verhaal de nieuwe voorzitter er ook op gericht om wat politieke rimpels
te veroorzaken. Provincie en LIOF hebben uiteraard ook hun strategisch plan, ook na het
verdwijnen van de Post-Natale Limburgse middelenstroom. Het Haagse lobbywerk is met
heel wat succes vervangen door Brussels lobbywerk. Maar men kan zich niet van de indruk
ontdoen dat Blind de zere plek van een zekere Limburgse bestuursinertia raakt. Kunnen we
nog iets? Durven we nog iets?
In zekere zin gaf Blind in zijn strategisch plan de contouren van het beleid aan voor de Zuid-
Limburgse regio zoals Geelhoed dat voor Nederland binnen Europa bepleitte: regionale
beleidsconcurrentie. Gebruik maken van de formele ruimte die binnen Nederland of Europa
bestaat om de voorwaarden te scheppen voor optimale regionale ontwikkeling. Als bankier
ziet Blind dit vooral in regionale investeringsmogelijkheden in ruimte (bedrijventerreinen,
parkeervoorzieningen), in kennis (leerstoelen, kennistransfer) en in het bundelen van
financiën
(een bedrijfsregiobank Zuid-Limburg). Maar er is natuurlijk meer, veel meer.
Voor een perifere grensregio zoals Zuid-Limburg betekent de ontwikkeling van een regio op
eigen kracht het actief lobbyen in Den Haag en Brussel voor verruiming van regionale
bevoegdheden. Het betekent ook écht werk maken van het slopen van de vele
grensoverschrijdende barrières, van samenwerking en gemeenschappelijke initiatieven. En
hierin zou de Zuid-Limburgse regio met haar Euregionaal hinterland nog steeds een unieke
proeftuin kunnen zijn voor Den Haag, Brussel en Europese beleidssamenwerking. Juist op die
gebieden waarbij de burger weinig merkt van de voordelen van Europa en waarbij
grensregio's in de eerste plaats het gelag van betalen: milieu, criminaliteitsbestrijding,
arbeidsmobiliteit, drugstoerisme, etc.
Dat met het "Randstad" Verdrag van Amsterdam het oude Verdrag van Maastricht in de
vergeethoek geduwd wordt is vanuit dit opzicht misschien wel een goede zaak. Het biedt
althans de mogelijkheid te komen tot een nieuw Verdrag van Maastricht II dat in het
toekomstige post-EMU tijdperk van het Europa van de Regio's en de Burger de nieuwe
bevoegdheden van de regio's zou vastleggen. Misschien een ideetje voor onze Provinciale
autoriteiten. En het hoeft wat mij betreft zeker niet onder het Nederlandse voorzitterschap;
de volgende voorzitter Luxemburg lijkt me ideaal.
Luc Soete
is hoogleraar Internationale Economische Betrekkingen aan de Universiteit van Maastricht
en directeur van MERIT