Natuurmonumenten en het behoud van de Sint-Pietersberg Sinds drie jaar is de vereniging Natuurmonumenten samen met de ENCI mede-eigenaar van de Sint-Pietersberg. Enerzijds een gebied van 87 hectare afgebakend natuurgebied waar de mens zich aan de door de vereniging opgelegde regels dient te houden: netjes wandelen tussen de omheiningen langs de aangegeven paden; honden aan de lijn afgezien van een honden- en mensenuitloopgebied op het plateau; en verbod de berg te betreden tussen zonsondergang en -opgang. De burger die zich niet houdt aan deze regels wordt, zoals vorige vrijdag mocht blijken uit het vonnis tegen Maastrichtenaar L. Bouvrie en wijlen Chopin (de overleden Labrador hond), terecht beboet: de Sint-Pietersberg is immers de privaatrechtelijke eigendom van Natuurmonumenten. Eigenlijk moeten we de vereniging Natuurmonumenten dankbaar zijn dat zij ons, tussen alle zeldzame kalkplanten, insecten en dieren, vooral dassen, overdag gedoogt op de Sint-Pietersberg. Niet voor niets heet de districtbeheerder van de vereniging Vos. Anderzijds is er het uitgemergelde of nog uit te mergelen gebied van 136 hectare waar slechts ENCI natuurregels gelden: verboden toegang; continue dag- en nachtproductie; zo ver en zo diep mogelijk de berg afgraven: het ENCI bos nu, straks D'n Observant; en alleen Oehoes die broeden in het herinrichtingsgebied (aangegeven met richels) worden gedoogd. De dassen moeten óf de grens over, óf de weg naar het gebied van Natuurmonumenten vinden. Gelukkig, zou je denken, voor de dassen maar ook voor de gewone burger, is er nog de andere kant van de grens waar noch de wetten van Natuurmonumenten noch die van de ENCI gelden. En wie weet misschien hebben die Oehoejongeren met een beetje Frans hun weg wel gevonden over het Albertkanaal naar de "Réserve ornithologique" van de Mont Saint-Pierre, waar geen beperkingen gelden voor nestbouw. Gek genoeg lijkt de vereniging Natuurmonumenten zich niet bewust te zijn van de manier waarop samenwerking met de ENCI haar geloofwaardigheid bij de gewone burger steeds verder ondergraaft. Uiteraard zou juist bij die burger begrip moeten bijgebracht worden om delen van de ongerepte natuur met rust te laten, te aanvaarden dat individuele vrijheid van wandelen en recreëren niet altijd overeenkomt met natuurbehoud, en dat dus ook terecht beperkende, zelfs strafrechtelijke regels opgelegd kunnen worden. Dit zou juist onderdeel moeten zijn van de opvoedende taak van de vereniging. Maar wanneer een milieu-vereniging met de veelzeggende naam Natuurmonumenten pretendeert, en ik citeer uit ENCI's milieuschakels dat zij er "samen met de ENCI voor zorgt dat het goed gaat met de Sint-Pietersberg", zodat "als die groeve eenmaal afgegraven is ... het een natuurgebied van jewelste" wordt: in concreto 80 hectare diepe waterputten, dan kan men zich niet van de indruk ontdoen dat de vereniging effectief gebruikt lijkt te worden door een privébedrijf als milieu-rechtvaardiging voor onherroepelijke ingrepen in waardevolle natuur, eerder dan dat Natuurmonumenten een organisatie is die zich inzet voor behoud van landschap en natuur. Niet alleen haar geloofwaardigheid komt dan in het gedrang, ook haar autoriteit als milieu-toezichthouder wordt in vraag gesteld. Voor alle duidelijkheid, de redenen waarom een vereniging als Natuurmonumenten zich eerder voor behoud dan voor verder afgraven van de Sint-Pietersberg zou moeten inzetten, voor zover daarover enige twijfel zou bestaan, zijn vrij eenvoudig. Winning van mergel en de productie van cement, zoals vandaag de dag op de Sint-Pietersberg gebeurt, kan vanuit een ruimtelijk perspectief best beschreven worden als in het midden van een woon- (de stad Maastricht) en uniek natuur-/recreatiegebied beslag leggen op uitermate schaarse ruimte die op onherroepelijke manier wordt aangetast en vernietigd. Mergelwinning voor cementproductie beantwoordt op geen enkele manier aan de waarde van deze schaarste. Dat er absoluut behoefte zou zijn aan mergel uit Nederlandse bodem voor de productie van cement, zoals de ENCI nog steeds beweert, is weinig overtuigend en getuigt eerder van het feit dat de ENCI, met de klemtoon op de N van Nederlands, zich eerder ziet als overblijfsel van een nationaal industrieel verleden, dan als onderdeel van een modern Europees bedrijf. Straks wordt overal betaald met Euro's maar moet in Nederland nog steeds gebouwd worden met cement van Nederlandse bodem. Nochtans dienen zich interessante mogelijkheden aan die met wat goede wil tot nieuwe, grensoverschrijdende "win-win" situaties kunnen leiden. Er bestaat grote eensgezindheid, ook in Europees verband dat de ENCI vestiging één van de meest efficiënte is wat technologische kennis en met name emissie-controle betreft. Tezelfdertijd maakt men zich met name aan Nederlandse zijde ongerust omwille van de gebrekkige milieucontrole bij de cementproductie in de vestiging van het moederbedrijf CBR in Lixhe op enkele kilometers ten zuiden van Maastricht. Veel van de emissies van deze vestiging komen immers op Nederlands grondgebied terecht. Tezelfdertijd is de omvang van de vestiging in Lixhe veel groter en de ruimtedruk veel beperkter: de bevolkingsdichtheid is laag en het gebied heeft weinig recreatiewaarde (aan de Waalse en Vlaamse kant grenst het natuurgebied van de Sint-Pietersberg aan het Albertkanaal en de ENCI vestiging). De kosten van mergelwinning zijn er met andere woorden lager. Een ideale win-win situatie is dan ook vrij gemakkelijk te bedenken. Afbouw en uiteindelijk sluiting van de ENCI vestiging in Maastricht met overheveling van productie naar Lixhe (enkele jaren geleden werd trouwens reeds één van de ENCI ovens overgebracht naar Lixhe), waarbij aan Nederlandse zijde, in ruil voor de uitbreiding in de Waalse vestiging bedongen wordt dat de ENCI milieutechnologie wordt toegepast en ook vanuit Nederland toezicht gehouden wordt op emissies en verbranding van afvalstoffen. Natuurmonumenten neemt opnieuw haar echte rol over: deze van behouder van de (overblijvende) natuur op de Sint-Pietersberg, waarbij dan hopelijk alle burgers kunnen genieten van de hele 223 hectare van de berg, met begrip voor het nacht- en broedleven van dassen en Oehoes, en het toezicht van Vos en collega's gastheren en -vrouwen van Natuurmonumenten. Luc Soete 9 juli 1998 |