Kennis in de "doldrums(1)"

Als de economische wetenschap ergens haar omschrijving als "dismal science" verdient, dan is het wel met betrekking tot wetenschappelijk onderzoek. Zoals ook mocht blijken in de discussies rond de week van de "Wetenschap en Techniek" roept het maken van keuzes bij de verdeling van schaarse middelen tussen b.v. onderzoek naar Altheimers' disease of onderzoek naar hepatitis C, brede maatschappelijke en politieke vragen op, die het economische kader ver overschrijden. Toeval of niet, de Nobelprijs waar Nederland al zo lang op aan het wachten was, werd ook in de week van de wetenschap en techniek toegekend. Met Paul Crutzen is het Nederlandse aantal gecumuleerde Nobelprijzen in een ruk gestegen zodat Nederland weer bij de Grote 7 hoort. Een hart onder de riem voor Minister Ritzen, die zo broodnodig op zoek is naar maatschappelijke en politieke steun voor fundamenteel onderzoek. Jammer genoeg blijkt Crutzen zijn hele wetenschappelijke carriere in het buitenland te hebben opgebouwd en, als klap op de vuurpijl is hij voornamelijk een toegepast onderzoeker zelf uitermate verrast met de behaalde prijs: bepaald niet het profiel van een door KNAW gelauwerde fundamentele onderzoeker.

Op dit ogenblik wordt de wetenschappelijke wereld wereldwijd geconfronteerd met een politieke vertrouwenscrisis. Met de val van de Berlijnse muur zijn niet alleen de vele militaire en civiele onderzoekslaboratoria in de landen van het voormalige oostblok met grote "aanpassingsproblemen" geconfronteerd geworden -- de vraag naar hun diensten is praktisch verdwenen -- ; ook in Westerse landen worden meer en meer vraagtekens gezet bij het nut van wetenschappelijk onderzoek en de efficiëntie waarmee het uitgevoerd wordt. De onaantastbaarheid van het wetenschapsbudget is nu ook in de landen met de vele Nobelprijzen verdwenen. Met het einde van de koude oorlog is het politieke draagvlak voor ondersteuning van het wetenschappelijk onderzoek dat dikwijls gebaseerd was op defensie of nationaal prestige overwegingen, als het ware gesmolten. Ook het wetenschappelijk onderzoek moet de tering naar de nering zetten en bezuinigen.

Deze politiek gedreven bezuinigingsoperatie die in de VS grote vormen lijkt aan te nemen(2), steekt schril af tegen de toenemende erkenning binnen de economische wetenschap van het belang van wetenschappelijk onderzoek. De uitgebreide empirische literatuur rond de hoge "social rate of return" van fundamenteel basisonderzoek(3) vindt nu ook zijn erkenning in de moderne groeitheorie, met de klemtoon op het belang van de positieve externe effecten gekoppeld aan de niet toe-eigenbare "blueprints" van nieuwe kennis. Naarmate deze literatuur erkenning krijgt en slechts ter discussie wordt gesteld binnen het kader van de snel groeiende industrialiserende landen(4), is het natuurlijk paradoxaal dat juist in de wetenschappelijk meest ontwikkelde landen de vragen rond het economisch nut van wetenschappelijk onderzoek zo sterk in vraag worden gesteld.

In Nederland is kennis gelukkig nog "in beweging" en is men tot op heden ontsnapt aan de meer politieke vraagstelling rond het onmiddellijke nut van wetenschappelijk onderzoek. Niettemin is het te verwachten dat ook hier de wel zeer lange terugverdienperiode en de onduidelijkheid rond de "nationale" voordelen van het fundamentele wetenschappelijk onderzoek, politiek steeds en moeilijker te verdedigen zullen zijn. Gezien de vooral demografisch gedreven, verminderende spaarneiging van een ouder wordende bevolking in de volgende eeuw, gecombineerd met de verwachte wereldwijde kapitaalschaarste(5), zal de overheidsfinanciering voor wetenschappelijk onderzoek hoe dan ook onder druk komen te staan.

Het is dan ook tijd de discussie op gang te brengen rond de financiering van wetenschappelijk onderzoek vanuit een mogelijk ander, langer termijn perspectief, dan een jaarlijks terugkerende overheidsbijdrage. Wat ik zou willen bepleiten is een meer algemene toepassing van de vorming van kapitaalfondsen voor toekomstige rente-financiering van wetenschappelijk onderzoek, binnen universiteiten en binnen grote en kleine publieke onderzoekcentra. Een veralgemening van de principes die aan de basis lagen van de basisfinanciering van de oude Britse "colleges". De hoge inflatie tijdens de jaren '70 heeft deze financiering zwaar onder druk gezet; vandaag echter met de hoge reële intrestvoeten, is financiering uit rente op wat men "onderzoekpensioenfondsen" zou kunnen noemen, wel degelijk een haalbaar beleid. De ontwikkeling van zo'n financieringsvorm vraagt natuurlijk tijd, veel tijd(6). Juist daarom is het belangrijk dat de discussie nu reeds op gang komt zodat een haalbaar beleid kan ontwikkeld worden dat tussen nu en de volgende dertig jaar de basis legt voor de lange termijn basisfinanciering voor het wetenschappelijk onderzoek. Al het andere meer toepassings- en korte termijn gericht onderzoek kan verder ontwikkeld worden op basis van korte termijnfinanciering vanuit overheid en bedrijfsleven. Het "nut" van dit onderzoek zal zich immers vrij duidelijk vertalen in korte termijn economische "rates of return" met een veel engere interactie met de private sector.

Het meest negatieve lange termijn gevolg van de hoge werkloosheid onder pas afgestudeerde wetenschappers is wat wellicht best omschreven kan worden als "verdamping" van kennis. Deze verdamping van kennis die gepaard gaat met het proces van kennis in de "doldrums", levert zelf weer de amunitie voor de politieke rechtvaardiging om het nut van wetenschappelijk onderzoek in twijfel te trekken. Of moet er dan toch een nieuwe vijand ontdekt worden, om de maatschappij te overtuigen van het investeren in activiteiten met een hoge sociale "rate of return".





Luc Soete

1. Naar aanleiding van het artikel "Is Science Policy in the Doldrums" van J. de la Mothe en P. Dufour, Nature, 16 maart 1995, pp.209-10. De officiële vertaling van "in the doldrums" is "in de put"; dan toch maar liever de Engelse uitdrukking.

2. Alhoewel het Amerikaanse congres besloten heeft geen van de 700 federale onderzoekslaboratoria te sluiten, zal hun financiering zwaar onder druk komen te staan in de komende jaren. De begroting van de NSF zal wellicht met zo'n $ 200m a 400m gekort worden; de begroting van het ATP (Advanced Technology Programme) met zo'n $ 400m; de vervanging van het Defensie programma TRP (Technology Reinvestment Programme) met een nieuw Dual Use programma houdt een vermindering in van nog eens $ 200 miljoen; enz.

3. Veelal geïdentifieerd met de naam van Edwin Mansfield. Voor een recente analyse zie Mansfield, E., "Academic research underlying industrial innovations: sources, characteristics and financing", Review of Economics and Statistics, vol. 77, 1995, pp.55-62.

4. Zie onder meer Alwyn Young, "The tyranny of numbers: confronting the statistical realities of the East Asian growth experience", mei 1995, mimeo.

5. Zie o.m. the bijdragen aan de OECD Forum for the Future conferentie "Future Global Capital Shortages: Fact or Fiction", Parijs, 3 en 4 april 1995.

6. Onrealistisch is dit idee zeker niet. James Meade in een veel verder doorgedreven argumentatie heeft het over de algemene vorming via overheidsoverschotten om nieuwe "overheidstrusts" te creëren waarvan de rente een basisinkomen zou kunnen financieren. Het voorstel hier is veel realistischer, omdat het zich beperkt tot de financiering van onderzoekactivitieten die een hoge lange termijn rendabiliteit hebben. Zie Meade, J. Liberty, Equality and Efficiency, Macmillan, 1993.