"In markets, we trust"

"In markets, we trust"

Veel wordt in het huidige debat rond de informatiemaatschappij verwacht van de groei in electronisch commercieel verkeer, met name zogenaamde on-line "content" goederen en diensten [1]. In juli hebben zowel de Clinton administratie als Europese regeringsleiders hun beleidsvisie naar voor gebracht [2]. Niet verwonderlijk misschien voor de in toenemende mate electronisch geïnformeerde media, convergeren beide visies volledig, zowel wat groeiverwachtingen betreft als de relatieve rol van private en publieke sector. Zonder zich te laten verleiden tot groeicijfers, verwachten zowel de Amerikaanse als Europese regeringsleiders dat electronisch verkeer de groeimotor moet en zal worden van de globale informatiemaatschappij. Met betrekking tot hun eigen rol en bijdrage hierin, zien zij echter zoals gebruikelijk hun eigen rol als uitermate beperkt: "Ministers consider that the expansion of global information networks must essentially be market-led and left to the private sector" heet het in het officiële communiqué van besluiten van de Bonn Conferentie. De overheid dient zich dan te beperken tot het creëren van de noodzakelijke voorwaarden. Dat die rol in dit geval de ontwikkeling van zowat het hele spectrum van bijkomende regelingen betreft om effectief een commerciële markt waarop louter immateriële goederen worden verhandeld tot ontwikkeling te kunnen brengen, moet dan wellicht op het conto geschreven worden van de gangbare politieke behoefte tot relativering van de rol van de overheid. Wat echter veel meer vragen oproept, is de richting waarin deze bijkomende regelingen ontwikkeld moeten worden, met name naast betere encryptie en het zoeken naar zelf-reguleringssystemen voor data bescherming, het aanscherpen van intellectuele eigendom.

Vooral wat dit laatste betreft, kan bij het lezen van de convergerende beleidsvisies de vraag gesteld worden of overheden en met name dan de Europese wel voldoende oog hebben voor de fundamentele informatie-paradox waartoe het electronisch verhandelen van immateriële goederen en diensten aanleiding geeft. Tot op heden is ongetwijfeld het gemak van toegang en de totale vrijheid in het zoeken naar informatie en "downloaden" van informatie aller handen, de motor geweest achter de snelle groei van Internet gebruik. De websites met gepersonaliseerde kopieën van film-, voetbal-, startrekhelden van allerlei soort zijn als virtuele paddestoelen uit cyberspace gegroeid (?). Slechts in de VS, waar het gebruik van postorderaankopen met hun staats en locale aankoopbelastingsvrijstelling [3] altijd sterk ingeburgerd is geweest, is daadwerkelijk sprake van een echte toename in de aanschaf van "off-line" goederen en diensten via Internet. In de meeste Europese landen (met uitzondering van Italië) kan men nog maar sinds kort de geneugten van televisiewinkelen aanschouwen, en blijft "off-line" e-commerce een zeer beperkte activiteit [4].

De echte groei-uitdaging van electronisch verkeer zit hem dan ook in de eerste plaats in de onmiddellijke aanschafmogelijkheden van "on-line" content. De ontwikkeling van markten voor deze goederen wordt uiteraard sterk geremd door de practisch oneindige mogelijkheden tot copiëren. Verscherping van de eigendomsrechten is dan ook de eerste vereiste om electronisch verkeer in deze producten daadwerkelijk tot stand te laten komen.

Op een recent congres stelde Dale Jorgensen in zijn kritiek op nieuwe groeitheorie dat juist de recordwinsten van Microsoft, om Bill Gates niet te noemen, of andere producenten van intellectueel beschermde informatieproducten in zekere zin de "pecuniaire" uiting waren van de groei-externaliteiten van nieuwe informatie- en communicatietechnologie. Dank zij betere en wereldwijde bescherming van content slagen met name deze Amerikaanse bedrijven erin de vroegere weglekkende informatie te internaliseren. Jorgensen's visie geeft ook een goede verklaring voor het Amerikaanse groeiwonder (de langste periode van hoogconjunctuur in de na-oorlogse geschiedenis). De monopolie-rente op de nieuwe film, softwareprogramma's, content aller soort worden niet alleen geinternaliseerd op bedrijfsniveau, ook op landenniveau. Dat de VS er dank zij hun politieke macht ook in geslaagd zijn internationaal het intellectueel eigendomsrecht aan te scherpen ligt hieraan in zekere zin ten grondslag.

Wat de opstelling van de Europese overheid in het debat rond electronisch verkeer zo wereldvreemd maakt, is de manier waarop op dramatische wijze voorbijgegaan wordt aan de belangrijke welvaartsverhogende werking van de spreiding van informatie en kennis. Traditioneel heeft Europa juist, omwille van het grote historische belang van "gestolen" informatie en kennis in haar eigen ontwikkeling, het belang van deze spreiding altijd herkend [5].

Concreet stelt zich dan ook de vraag in hoeverre juist de aanscherping van eigendomsregels het gebruik van electronisch verkeer onder de nog zeer beperkte groep Europese Internetgebruikers niet verder zal doen afnemen in plaats van aanzetten. De oorspronkelijk door de overheid gefinancierde electronische infrastructuur lijkt dan niet alleen gekaapt te worden door de IT en commerciële contentbedrijven, de overheid lijkt het gebruik van het netwerk als het ware te willen privatiseren. Hoe dan verder? Het recente rapport van de HLEG [6] geeft in zekere zin een alternatieve visie over welke soort groei in electronisch verkeer de informatiemaatschappij sneller tot ontwikkeling kan brengen. Niet de private markt als dusdanig, maar gebieden die het meest intensief gebruik maken van informatie-uitwisseling en -verhandeling zijn in deze visie de potentiële groeigebieden. Toevallig zitten, naast de financiële en verzekeringssectoren, de meeste van die sectoren in de traditionele publieke sector: onderwijs, sociale diensten, gezondheid, locale en centrale overheidsdiensten (politie, justitie, gemeente, belasting, "nuts-voorzieningen", etc.). Zoals het rapport het stelt, moeten juist deze contentactviteiten gezien worden als de "killer applications" van de toekomstige informatiemaatschappij. Daarbij hoeven zij uiteraard niet uitgevoerd te worden door publieke bedrijven: het zijn echter voornamelijk informatiediensten die op dit ogenblik binnen de contouren van overheidsdienstverlening vallen. Locale toelevering van deze diensten met alle vereisten van universele dienst (open toegang, kwaliteitsgaranties, etc.) zou dan juist de vereiste minimumrandvoorwaarden creëren voor commerciële on line content activiteiten en als bandwagon meeprofiteren van de brede maatschappelijke spreiding van electronisch communiceren en verkeer. Hierbij kan de "markt" zich ook veel daadwerkelijker richten op die talrijke groepen: ouderen, mensen buiten het arbeidsproces, die op dit ogenblik weinig merken van Internet en juist omwille van beschikbare tijd de potentieel grootste groeigroep vormen.

De electronische snelweginfrastructuur is er niet gekomen dank zij de markt; het commerciële gebruik ervan zal er evenmin komen dank zij de markt.


[1] Electronisch besteld en geleverd; in tegenstelling tot "off-line" goederen en diensten die electronisch besteld worden maar op traditionele manier geleverd worden.

[2] US Department of Commerce, "A Framework for Global Electronic Commerce", 1/07/97 en Global Information Networks, Ministerial Conference, Bonn, 6-8 juli 1997, "Ministerial declaration".

[3] in het geval er geen zogenaamde "nexus" is met de staat waar de koper gedomicilieerd is.

[4] Een berekening op de achterkant van een bierviltje (12% van alle Nederlandse huishoudens heeft een Internet aansluiting; 34% heeft wel eens iets via Internet gekocht; gemiddelde besteding van deze laatste groep is fl.446,- bron: Multiscope Marketing Services) geeft aan dat op een totaal verbruik per huishouden van plus minus fl.42.100 per jaar, er in Nederland fl.20 via Internet besteed wordt: zegge en schrijve 0,05%.

[5] Octrooien worden er b.v., en in tegenstelling tot de VS, gepubliceerd bij indienen.

[6] High Level Experts Group, Building the European Information Society for us all, April 1997.


Terug