Van de derde weg tot de zuinige weg

Na de Franse verkiezingen van afgelopen maand met het roemloze einde van de "cohabitation", de Franse versie van Paars, en de verwachting dat ook in Duitsland de sociaal democraten van Kanselier Schröder straks de macht zullen moeten overdragen aan de christen democraten, wordt duidelijk dat zowat overal in Europa de combinatie van liberalisme en sociaal democratie, het experiment van de zogenaamde "derde weg", heeft afgedaan, althans bij de kiezer. Vanuit het perspectief van het zoeken naar een grotere economische dynamiek met behoud van de verworvenheden van de welvaartstaat heeft het concept ongetwijfeld resultaat geboekt of het nu in de vorm is van de meer op consensus gebaseerde poldervariant van Kok, de meer vakbondsafhankelijke variant van Jospin met een door de strot van het bedrijfsleven geduwde arbeidstijdverkorting, of de meer vakbondsconflictuele variant van Blair. Zowel Nederland, Frankrijk als het Verenigd Koninkrijk hebben, elk op hun eigen manier, de afgelopen jaren een uitzonderlijk arbeidsintensieve groei gekend zonder dat het sociale model noodzakelijkerwijs op de schop hoefde. Zelf heb ik me altijd vrij kritisch uitgelaten over die derde weg, vooral over het gemak waarmee voorbijgegaan werd aan de ongelijkheid in kansen en mogelijkheden die gepaard gaat met de groeidynamiek van de nieuwe kenniseconomie. Om in termen te spreken van Schumpeter's bus van armen, werklozen en economisch uitgeslotenen, waarbij bij elke halte nieuwe passagiers instappen en oude uitstappen, in de bus van nu vindt men in toenemende mate dezelfde mensen die niet meer durven of kunnen uitstappen. Ik citeer uit een bijdrage ruim twee jaar geleden geschreven in tempore non suspecto toen paars nog model stond voor de derde weg: "Juist door een aantal ontwikkelingen, zoals de snelle technologische ontwikkeling, dreigt zich de facto in snel tempo in onze maatschappij een zekere dualisering voor te doen: een steeds grotere groep van hooggeschoolde tweeverdieners die maximaal participeren in het formele arbeidscircuit....; en een groep van lokaal gebonden niet-actieven: jongeren, langdurig werklozen, gepensioneerden die zich in toenemende mate zowel uit het formele arbeids- als niet-arbeidscircuit gesloten voelen. Deze laatste groep ziet door de toenemende mediatisering van nieuwe goederen en diensten zijn aspiratiehorizon constant verruimen, terwijl tegelijkertijd de realisatiemogelijkheden steeds kleiner worden. De confrontatie tussen wens en verwezenlijking beïnvloedt niet alleen de zelfperceptie, ook de motivatie. Een individu dat zichzelf als minder geïntegreerd in de samenleving beschouwt, zal zich daarnaar uiteindelijk gaan gedragen. Het gevolg is een toenemende demotivering en sociale onthechting, en daardoor uiteindelijk een toenemende versplintering van de samenleving" (Dagblad de Limburger, De andere weg, 8 april 2000). Zo is ook onder paars de sterke groei in welvaart en werkgelegenheid gepaard gegaan met een nóg sterkere toename in inkomensongelijkheid, ongetwijfeld nog versterkt door de paarse belastinghervorming.

Eenzelfde trend heeft zich ook op het internationale vlak voorgedaan. Ook hier was de sociaal democratie in niets minder liberaal dan zijn liberale evenknie: vrijhandel met zijn open toegang tot internationale markten was de snelste weg naar internationale groeiconvergentie. Dat we hier in Nederland met zijn allen beter worden van vrijhandel daar twijfelt tegenwoordig niemand meer aan, maar dat vrijhandel ook een interne herverdeling inhoudt, met werknemers die hun job verliezen in sectoren die weggeconcurreerd worden door goedkopere invoer en werknemers die erop vooruitgaan, is wellicht onvoldoende onderkend geworden. Met andere woorden bovenop de toename in inkomensongelijkheid als gevolg van de interne groei en het paarse groeibevorderende belastingsbeleid, heeft ook de toename in globalisering bijgedragen aan de toename in inkomensongelijkheid. Het is vanuit dit perspectief niet verwonderlijk dat de anti-globaliseringsbeweging een mozaïek van groepen bij elkaar brengt die allen met enig recht van spreken beweren het slachtoffer te zijn van globalisering: boeren in rijke landen die zonder steun niet meer kunnen overleven, milieu-activisten die zich verzetten tegen de gebrekkige waardering van milieu- en transportkosten in internationale handel, vakbonden van werknemers die hun job verloren door sluiting of delocalisatie van fabrieken naar lagere loonlanden, NGO's die de positie van arme boeren in derde wereldlanden ter harte nemen, enz. Straks krijgen ze wellicht versterking van al dat overtollige bankpersoneel en al die andere nieuwe dienstensectoren die zich aan het internationaliseren zijn.

Het antwoord dat zowel Bush, Chirac als Balkenende de ontgoochelde kiezer biedt, is in wezen zekerheid: een herijken van het begrip conservatisme met zekerheden zoals het beklemtonen van traditionele morele normen, nationale waarden, en veiligheid als handvaten voor integratie en sociale cohesie. Voor een groot land als de Verenigde Staten, ook nog eens aangevallen door een externe vijand, is het uiteindelijk vrij eenvoudig dit beleid vorm te geven. Nationale veiligheid kan in no time en met instemming van het hele congres tot topprioriteit worden verheven. Toenemende begrotingstekorten doen er niet meer toe. Een rechter die het aandurft de verwijzing naar God in de eed aan de vlag ongrondwettelijk te noemen, kan zonder meer door Bush publiekelijk belachelijk gemaakt worden. Democraten worden door hun Republikeinse rivalen in de run-up naar de komende tussentijdse verkiezingen van 5 November gescreened op het aantal keren dat ze tegen beslissingen om het militaire budget te verhogen, gestemd hebben, uiteraard vóór 11 september. En ondanks de vele vragen over het nakomen van mensenrechten t.o.v. verdachten met een Arabische achtergrond in de strijd tegen terrorisme binnen de VS doen zich wat de integratie van allochtonen betreft in de VS geen noemenswaardige spanningen voor. De VS blijft een melting pot gedreven door nationalisme, van de ingezetenen en de migranten. De minst geïntegreerden zijn uiteindelijk de native Americans. En ook in Frankrijk doet een beroep op la grandeur de la France en het behoren tot de franssprekende wereldgemeenschap met zijn exemption culturelle nog altijd wonderen voor integratie en sociale cohesie. De zekerheid die de Fransen het meest lijken te ontberen -- en ik baseer mij hier op het Bebear rapport -- heeft meer van doen met het overmatig centralistische overheidsapparaat met één op vier van de actieve bevolking werkzaam in de overheidssector, meer politie-agenten per capita dan in gelijk welke andere Westerse democratie en een pensioenstelsel dat op alles behalve de zekerheid van de oude dag is gebaseerd. Hier lijkt geen consensusmodel of derde weg nog veel zoden aan de dijk te kunnen zetten. Ook hier, en ondanks Europa, doet het toenemende begrotingstekort er niet meer toe.

Tenslotte Nederland. De breuk met de derde weg is helder. Zij wordt wellicht het meest treffend geïllustreerd door het uitvoerige gebruik van het woord veiligheid en het totaal ontbreken van het woord kenniseconomie in het regeerakkoord. Maar de zoektocht naar nationale waarden en morele waarden, waaraan integratie zou kunnen opgehangen worden, is ongetwijfeld veel moeilijker. Morele waarden als integratiefactor? Dit land nodigt eerder uit tot het exhibitioneren van de meest diverse morele normen en waarden: van het bezoeken van Yab Yum in Amsterdam tot de Maharishi in Vlodrop. Een land dat tot voor kort internationaal furore maakte met de uitvoer van televisieprogramma's en -formules die gevestigde morele normen en waarden eerder op de publieke schop gooiden. Kortom, zoals Balkenende nog in de formatieronde kon vaststellen met zijn weggewuifd verzoek aan de VVD de euthanasiewet alsnog in de Eerste Kamer te blokkeren, het herijken van conservatieve morele normen en waarden in een kleine open maatschappij als de Nederlandse valt niet mee. Zo is het uiteindelijk Zalm die met zijn bekend recept van financiële zekerheid op de proppen is gekomen maar nu als integrerende factor: de zuinige overheid die streeft naar begrotingsoverschotten. Een beetje het omgekeerde van het Amerikaanse beleid: eerst de financiële zekerheid dan pas de vertaling in die andere zekerheden van veiligheid, zorg, onderwijs en integratie. Zo heeft Balkenende, met dank aan Zalm, niet zozeer een eigen nieuwe conservatieve weg gevonden maar de zuinige weg van zekerheid. Zeg nu zelf, Hollandser kan bijna niet.

Hoe zo'n weg van privaat-publieke renteniersmaatschappij - met zijn allen sparen we privé als geen ander volk ter wereld, straks spaart de overheid ook nog eens voor ons - de noodzakelijke groei- en productiviteitsdynamiek te weeg zal brengen, blijft natuurlijk de vraag.


Luc Soete
gewoon hoogleraar internationale economie, Universiteit Maastricht