  | 
                                          									      Luc Soete 
									      tel: +31 (0)43 388 44 00  
									      fax: +31 (0)43 388 44 99  
  soete@merit.unu.edu 
  Curriculum Vitae 
										    
										    
										    
										    
										    
										     | 
                                            | 
                                          
                                            
                                              
                                                | Maastricht Univercity [1] | 
                                                 | 
                                                 | 
                                               
                                             
                                            Rectores Magnifici,  
                                            Rectores normali  van elders in Europa,  
                                            Collegae  hoogleraren en andere eminences grises,  
                                            Dames en heren,  
                                                                                          De laatste keer dat  ik hier op deze kansel stond, was in 1990, op 12 januari 1990 om precies te  zijn. Het ziet er hier van boven precies nog uit zoals toen...  
                                                                                          De titel van de Dies  Natalis lezing die ik toen vanop deze plek mocht houden was “The future isn’t what it used to be:  een toekomstverkenning over  Internationalisering Anno 1990”, geschreven op de drempel naar – wat leek - een  nieuwe tijd. The future isn’t what it  used to be kwam mij toen voor als een gepaste titel, omdat aan het begin  van dat laatste decennium van de vorige eeuw de toekomst van onze Westerse Europese  wereld er plots, na de val van de muur in Berlijn, helemaal anders uitzag. Optimisme  vierde hoogtij, en toegegeven ook bij mij.   
                                              
                                                                                          Ik citeer in deze  bange Europese tijden nog even uit die lezing uit 1990: “Op een ogenblik dat  iedereen in Europa, excuseer West-Europa, het heeft over de opening van de  grenzen in 1992, openen zich drie jaar eerder de echte grenzen in Europa, die  mét prikkeldraad, mét monitortorens en mét grensbewakers. De foldertjes van de  EC die met zoveel kosten en moeite de mensen ervan moet overtuigen dat de  grenzen – welke grenzen vraagt menig burger zich af – zullen opengaan in 1992,  lijken prima geschikt voor verspreiding in Oost-Duitsland, Polen,  Tsjechoslowakije, Hongarije, Bulgarije en Roemenië.”  [Einde citaat]   
                                                                                          Het was toen de  Dies Natalis lezing van de toenmalige Rijksuniversiteit Limburg. In die tijd  waren op een totaal van zo’n vijduizend studenten er 23 Belgische en 35 Duitse  studenten. Ik stelde voor die universiteit Limburg verder horizontaal uit te  bouwen tot een internationale Limburgse universiteit met twee campussen,  Diepenbeek/Hasselt en Maastricht, en dan verder Euregionaal te gaan samenwerken  met Aken en Luik naar het voorbeeld van de Confederatie van de  "Oberrheinischen Universitäten" waarin de vijf universiteiten van Straatsburg,  Mulhouse, Karlsruhe, Freiburg en Basel participeerden, tegenwoordig Eucor  geheten. Het is hier niet het moment om uit te weiden over wat er van al dit  alles al dan niet gerealiseerd werd.  
                                                                                          Nu 22 jaar later,  en met een knipoog naar onze Akense collega’s, zou ik als titel voor een Dies  Natalis lezing kiezen voor `Maastricht Univercity´. In het Engels uiteraard en  Univer-city geschreven met een c in plaats van een s.  Maastricht als universiteitsstad. Ik wil U onmiddellijk gerust stellen, dat ga  ik hier niet doen. 
                                                                                          Maar het valt op  hoe de lange termijn toekomst van deze historische stad er nu één is van een  universiteitsstad waarbij ik het nu niet enkel heb over de Universiteit  Maastricht maar ook over het Maastricht UMC+, de Hogeschool Zuyd en de vele  andere nationale en internationale kennisinstellingen gevestigd in Maastricht:  het EIPA, het ECDPM, de MSM, het United World College en uiteraard ook het  eigen UNU-MERIT. Samen vormen ze de kern van Maastricht Univer-city. Zeker in  deze tijd van financiële onzekerheid, toenemende kantoor- en winkelleegstand  kan een duurzame toekomst van Maastricht niet langer los gezien worden van die  van haar kennis- en onderwijsinstellingen en haar internationale studenten- en  stafpopulatie.  Voor Maastricht is dat  trouwens niets nieuws. Maastricht is altijd een Univer-city geweest.  
                                              Een  historische opfrisser (met dank aan Harry Hillen [2]).  
                                                                                          De rectoroverdracht  zoals deze hier vandaag plaats vindt kent een lange geschiedenis. In de St.  Janskerk werd vanaf deze kansel in de achttiende eeuw de rede van de rector bij  de opening van het academisch jaar en de inaugurele redes van de hoogleraren  van de Illustre School te Maastricht uitgesproken. In het archief van het Centre  Ceramique kunt u voorbeelden vinden van deze redes. En juist zoals in het geval  van de Universiteit van Amsterdam, waar de Athenaeum Illustre - de illustere  school gevestigd in de Agnietenkapel – beschouwd mag worden als de grondlegger  van de Universiteit sinds 8 januari 1632, kan de Illustre School van Maastricht  ook beschouwd worden als voorloper van de Universiteit Maastricht. Alleen  volgde in Amsterdam in 1815 de wettelijke erkenning van het Athenaeum Illustre  als instelling van hoger onderwijs: de Universiteit van Amsterdam. In  Maastricht verzocht  Koning Willem I de  Gemeenteraad in 1817 de Illustre School uit te bouwen tot universiteit van Maastricht.  Jammer genoeg liet de gemeente weten over te weinig geld te beschikken om dit  te realiseren. Zo werd uiteindelijk door koning Willem de Eerste een  universiteit in Luik [3] en niet in Maastricht, opgericht... Maar wie weet misschien dat dan ook Maastricht  tijdens de Belgische opstand in 1830, voor Nederland niet behouden zou zijn  gebleven.  
                                              Het is dus in  velerlei opzichten merkwaardig dat ik hier voor U sta, een toekomstige  Belgische Rector Magnificus van de Universiteit Maastricht. Mijn enige  buitenlandse voorganger lijkt een zekere Joost Lips [4] te zijn, ook uit Brusselse contreien, die het destijds tot viermaal toe tot  Rector van Leiden schopte.  We schrijven  wel 1575. 
                                              Maar dit waren  uiteraard andere tijden: misschien niet zozeer wat het internationale gehalte  van docenten en studenten betrof als wel het aantal. De explosie van hoger  onderwijs activiteiten in Maastricht over de afgelopen decennia, en zo U wil de  afgelopen eeuwen, is wat Maastricht Univer-city tegenwoordig kenmerkt. Een  groei die op eerste zicht onverzadigbaar lijkt en naar de toekomst wellicht ook  zal blijven. Om een concreet voorbeeld te geven: voor de aan een numerus fixus  onderhevige bachelorstudies bedrijfskunde hebben zich tot op heden 3162  studenten aangemeld voor in totaal 1050 plaatsen; voor de 200 plaatsen binnen  het University College Maastricht zo’n 714 studenten.      
                                                                                          Zo’n dertig jaar  geleden heeft Howard Rothmann Bowen [5],  een Amerikaanse onderwijseconoom, die zijn inzichten ook opdeed uit zijn eigen  ervaring als president van drie  verschillende Amerikaanse colleges, de “wet van Bowen” geformuleerd die op  eerste zicht lijkt op een typische economen tautologie: “de kosten van hoger  onderwijs worden bepaald door de beschikbare middelen”.  Maar als er wat dieper op ingegaan wordt, een  interessante stelling. Want de wet van Bowen verklaart goed waarom Amerikaanse  colleges en universiteiten over de laatste dertig jaar steeds meer zijn gaan  concurreren op reputatie en prestige, eerder dan op basis van kwaliteit en  prijs. In de VS lijkt de belangrijkste prikkel voor universiteiten het  collegegeld zoveel mogelijk te verhogen. Tegenwoordig ligt Bowen’s wet ook mede  aan de basis van de wereldwijde reputatiewedloop in hoger onderwijs waarbij  nationale en internationale rankings van universiteiten als een soort van  informatie aanjager werken. Het effect is, zoals Frans van Vught heeft aangetoond [6] een steeds grotere conformiteit en imitatiegedrag tussen hogere  onderwijsinstellingen.  
                                                                                          Vorige maand werd  voor het eerst, in tegenstelling tot de geaggregeerde universiteitsranking van  de Shanghai Jiao Tong University en de Times Higher Education Supplement, een  gedesaggregeerde ranking van universiteiten voor zo’n 250 verschillende  disciplines gepresenteerd mede uitgevoerd door UNU-MERIT’s zuster UNU  instelling in Macao, UNU-ISST. Interessante lectuur. Want wat blijkt? Wel dat  de Amerikaanse Ivy League universiteiten en het Engelse Oxford en Cambridge die  in de top twintig staan van de Shanghai ranking, tevens hoog scoren in  practisch alle disciplines, maar ook dat heel wat Europese universiteiten  uitzonderlijk hoog scoren in gespecialiseerde discipline gebieden. Met andere  woorden, in tegenstelling tot de indruk van totale dominantie en een  ongenaakbare wereldreputatie van de Ivy League en Oxbridge, hebben heel wat  Europese universiteiten zich “slim” gespecialiseerd op bepaalde gebieden waar  zij behoren tot de absolute wetenschappelijke wereldtop. Iets wat niet opgepikt  wordt in geaggregeerde nationale en internationale rankschikkingen van  universiteiten. Vanuit dit oogpunt is het ogenschijnlijke gebrek aan  internationale reputatie van Europese universiteiten, zoals dikwijls beleden  door Europese politici op basis van de afwezigheid van Europese universiteiten  in de geaggregeerde wereldtop 50, iets dat misschien zelf toegejuicht zou moeten  worden.  Het leidt immers minder tot de  soort van reputatiewedloop die het Amerikaanse hoger onderwijsstelsel  tegenwoordig in zijn greep houdt met de neiging collegegelden steeds verder te  willen verhogen (440% over de laatste 25 jaar) zonder dat er daadwerkelijk  sprake is van een sterke kwaliteitsverbetering. En door slim te specialiseren,  weten Europese universiteiten onderzoekers aan zich te binden die minder  behoefte hebben om zich te profileren aan nationale reputatie rankschikkingen  van universiteiten.  
                                                                                          Maar terug naar  Maastricht: de eerste overdracht van een rectoraat hier in de St-Janskerk vond plaats  in 1715 binnen het kader van de Illustre School tussen prof. du Rondel en prof.   Levericksvelt. Du Rondel was al in 1683 aangetreden. Een rectoraat  besloeg toen gemiddeld 33 jaar... 
                                                                                          [7]Van de enkele minuten  die mij hier nog rest, getooid met deze ketting, lijkt mij het beste U voor te  bereiden... voor te bereiden op het verlies van een geliefde Rector Magnificus  die de instelling zo veel heeft gebracht over de laatste 8 jaar en zes maanden.  Wat ik zelf bij Gerard als mijn Rector  Magnificus het meest heb geapprecieerd is zijn grote  capaciteit tot relativeren. Misschien omdat Gerard altijd met één been in de  echte wereld is blijven staan als plaatstvervangend raadsheer of als  huistuinder, maar het is iets waar ik met steeds weer grote bewondering naar heb opgekeken. Ik zal nooit vergeten hoe ik, vol  zorgen, Gerard ooit opbelde en na een gesprek van nog geen twee minuten dat  vooral bestond uit Gerard’s bulderende lach, opnieuw volledig relaxed tegen het  universitaire leven aankeek. Relativeren. Een kunst als Rector Magnificus. De invloed van Gerard wordt me nu dat ik  binnen  enkele maanden het stokje van hem als  Rector Magnificus mag overnemen ook veel  duidelijker.  Zelf heb ik leren relativeren middels het schrijven van columns in de lokale  krant. Nu ik nog geen Rector ben, citeer ik kort uit een oude krantencolumn waarin ik het had over het managen van een universiteit [8]. “Ik denk dat het managen van een  universiteit zo ongeveer het best te vergelijken valt met het managen van een  zoo. Je hebt een reeks verschillende bijzondere dieren in huis - de hoogleraren  - elk met heel bijzondere kenmerken. Sommigen zijn eerder vredelievend, zelfs  schattig en hebben een hoog aaibaarheidsgehalte. Anderen zijn dan weer  schichtig en blijven het liefst in hun academisch hok. En anderen zijn dan weer  gevaarlijk, soms heel gevaarlijk. Wanneer bezoekers - b.v. potentiële donors, collega’s,  bedrijfsleiders, politici - langskomen moet je dus goed het onderscheid kennen.  De laatste categorie, die zo’n bezoekers toch veeleer als een prooi zien, laat  je hun kunsten tonen in een beveiligde omgeving, in andere gevallen moet je  fysiek contact juist aanmoedigen. Het managen van een zoo is uitermate complex:  je inwoners hebben allemaal verschillende behoeftes en voorkeuren: sommigen kun  je samen laten hokken in eenzelfde tuin of gebouw - een  faculteit, een departement, een instituut -  anderen moet je juist apart houden. Logistiek is het ook heel complex: je  inwoners hebben totaal verschillende dieetbehoeften en je zult veelal per soort  begeleiders – beheerders, directeuren -   nodig hebben die voor hen zorgen en toch vooral niet door hen opgegeten  worden.  En het publiek - je studenten -  die komen toch vooral naarmate je meer exotische dieren hebt. Af en toe heb je  er enkelen die met foto en al in de pers komen en dat trekt natuurlijk weer  meer publiek.”  
                                                                                          Mijn  inspiratie voor dit stukje kwam ongetwijfeld nog vanuit de tijd dat ik aan de  Antwerpse universiteit werkte en elke dag weer langs de zoo treinde. Maar maakt U zich geen  zorgen, ik ben begin dit jaar gestopt ter  voorbereiding op dit rectoraatschap met het schrijven van columns in de lokale  krant. Je kunt immers je eigen instelling niet al te veel relativeren... 
                                             Beste  Gerard, je gaat straks met sabbatical, maar toch niet helemaal, want ook  gedurende de sabbatical sta je de UM bij in de instellingsaccreditatie en je  blijft de baas van TMFI, The Maastricht  Forensic Institute van de UM. Het beheren van een universiteitsinstituut is  heel wat anders dan het managen van een universiteit. Als ik zo vrij mag zijn,  wil ik even putten uit mijn eigen ervaring als directeur van een universiteitsinstituut.  Om het met een even exotische vergelijking als die van Rector Magnificus van  een universiteit te stellen, het besturen van een universiteitsinstituut kan  best vergeleken wordt met een medisch team dat uitgestuurd wordt naar een disaster  area.  Ik citeer opnieuw uit één van die relativerende, eigen oude krantencolumns: “Eerst snel de  selectie maken tussen zwaar gewonden en half doden, de nog enigszins mobiele  gewonden die het met krukken en verbanden kunnen redden en tenslotte de anderen.  Die laatste categorie stuur je onmiddellijk terug het slagveld in. Geef ze wat  voorraden tot het einde van het academisch jaar en klaar is kees. Volgend jaar  mogen ze terugkomen om te rapporteren. Hoe meer je ermee bezig bent, hoe meer  je in de weg zit. Met de tweede groep moet je ook niet te veel bezig zijn:  vooral aanmoedigen, hier en daar wat bandages vervangen, een kruk  of rollator aanbieden of zo. In feite moet je  al je tijd steken in de eerste groep. Erbij zitten, hand vast houden tot ze in  vrede afscheid nemen van het universitaire leven of, in zoverre mogelijk, ze  reanimeren.”  
                                                                                          Mag ik ten slotte  alle leden van de Maastrichtse universitaire gemeenschap alsmede de leden van  de Raad van Toezicht danken voor het vertrouwen dat zij in mij gesteld hebben.  Ik kijk met spanning uit naar deze nieuwe uitdaging... 
                                                                                          Ik dank U. 
                                              Professor dr. Luc Soete, 
                                              Maastricht, 29 juni 2012 
                                             
                                            
                                              [1] Tekst van de Inaugurele rede van Professor dr. Luc Soete in de  Sint-Jan’s kerk te Maastricht op 29 June 2012 bij de officiële overdracht van  het Rectoraat van Professor dr. Gerard Mols van de Universiteit Maastricht.   
                                              
                                                [2] Zie Maastricht  Kennisstad; 850 Jaar Onderwijs en Wetenschap in Portretten, 2010 en  Hillen, H. (2010), Eerste hoogleraar geneeskunde Maastricht: Pelerin, Ned Tijdschr Geneeskd. ;154:A1525. 
                                               
                                              
                                                [3] Zou Bernard Rentier, de Rector van de Universiteit van Luik hier  aanwezig geweest zijn, dat had hij wellciht beklemtoond dat dankzij de  reputatie van de ambachtscholen in Luik, de stad altijd een reputatie had als  het ‘Athene van het Noorden’ teruggaande tot het Collège dat opende in 1496 en  de Prins-Bisschop Velbruck die het College van Engelse Jesuiten (gevetsigd in  Luik sinds 1614) omvormde tot de English Academy die de basis vormde voor de  latere Academia Leodiensis officieel opgericht door Willem de Iste op 25 September  1817. 
                                               
                                              
                                                [4] In die dagen verlatijnsde men naam en voornaam. Joost Lips was de Nederlandse  naam van Justus Lipsius. 
                                               
                                              
                                                [5] Zoals Bowen het formuleerde: “colleges raise all the money they can, and  spend all the money they can raise.” Of ook nog: “The question of what ought  higher education to cost—what is the minimal amount needed to provide services  of acceptable quality—does not enter the process except as it is imposed from  the outside. The higher educational system itself provides no guidance of a  kind that weighs costs and benefits in terms of the public interest. The duty  of setting limits thus falls, by default, upon those who provide the money,  mostly legislators and students and their families.” Bowen, H. (1980), The Costs of Higher Education. 
                                                  Robert E. Martin, een andere econoom concludeerde op basis van Bowen’s wet dat “higher  education finance is a black hole that cannot be filled. The relationship  between revenues and subsequent costs has a dynamic feedback effect. Higher  education responds to higher costs by raising tuition and fees or initiating  fundraising campaigns. But because costs in higher education are capped only by  total revenues, there is no incentive to minimize costs. The costs go up in  tandem with revenues. The next year, the cycle begins again because the higher  costs mean that the new programs must be financed by additional revenues. There  is thus a never-ending spiral effect between revenues and cost.” 
                                               
                                              
                                                [6] De vroegere Rector Magnificus of Twente, Professor Frans van Vught in  Vught, van, F. (2008), Mission Diversity and Reputation in Higher Education, Higher Education Policy, 21, 151–174. 
                                               
                                              
                                                [7] Bij gebrek aan tijd werden de volgende gearceerde paragrafen niet  tijdens de rede uitgesproken.  
                                               
                                              
                                                [8] Zie Soete, L. (2010), Universitaire managementwijsheden, Dagblad De  Limburger, 13 novermber 2010 (http://www.soete.nl/ddl/ddl201011.html).  Ik ben met name Paul David  dankbaar voor zijn inspiratie in het schrijven van deze column.  
                                               
                                            | 
                                            |