WEBLOG
De avonturen van professor Soete  


November 2006: Verkiezingen in Nederland: U kiest voor mij...

Gedurende deze hele verkiezingsmaand heb ik mij onthouden van enige commentaar op de verkiezingscampagne in Nederland. Niet dat de drang ernaar zou ontbreken. Maar ergens vind ik dat commentaar geven op die vele verkiezingsdebatten, waarmee de Nederlandse burger de afgelopen weken op radio en televisie geconfronteerd werd, als buitenlandse ingezetene in dit land die hier nu weliswaar al meer dan twintig jaar verblijft maar omwille van zijn nog steeds buitenlands paspoort, niet mee mag stemmen, toch wel een heel letterlijke invulling is van het spreekwoord de beste stuurlui staan aan wal. Dus heb ik mij de afgelopen weken beperkt tot wat zijdelingse toiletbeschouwingen over innovatie en integratie (zie mijn bijdrage van zaterdag 11 november in Dagblad De Limburger elders op deze site) waar ik voor het eerst sinds lang weer wat reacties op kreeg. De wellicht interessantste was van een lezer van Dagblad De Limburger die aangaf dat ook al had hij mijn stukje op het toilet willen lezen, hij dat niet had gekund omdat De Limburger nog steeds de overstap niet gemaakt heeft richting tabloid formaat... Goed punt! Had ik aan moeten denken.

Maar toen kreeg ik het verzoek van de Vlaamse economiekrant De Tijd (http://www.tijd.be) een opiniestuk te schrijven over de economische resultaten van het Nederlandse kabinet voor de Belgische publieke opinie dat gepubliceerd zou worden op de dag van de verkiezingen. Zo heb ik me toch, in extremis laten verleiden tot het schrijven van een stukje over verkiezingen in Nederland maar dan voor onze zuiderburen. Dat vond ik, mocht wel ... Mijn verhaal, geschreven zondag 19 november en verschenen als kort opiniestuk in De Tijd, en in deze uitvoerige weblog versie, de dag van de verkiezingen, kent dus de uitslag van de Nederlandse verkiezingen niet. Enige poging tot voorspelling vindt U hier dan ook niet terug.

Wat het effect van stembusvoorspellingen en de manier waarop ze tot dagelijks centraal nieuwsitem werden verheven in de media, op de verkiezingsuitslag is, zullen we woensdagavond met zijn allen kunnen vaststellen. Maar het zal duidelijk zijn dat zoals in zoveel andere situaties waarin output of impact op systematische wijze gemeten wordt, dit leidt tot strategisch gedrag. In die zin convergeren politici met kiezers. Hoe strategischer – professioneler noemt men dat dan in het jargon van spin doctors en strategie adviseurs – de beleidscampagnes van de heren en vrouwen politici, hoe strategischer kiezers lijken te stemmen. Zoals politici, komen en gaan nu ook kiezers van en naar partijen. En soms lacht het geluk toe en soms niet.

Misschien herinnert U zich nog de aankondiging van het vertrek uit de politiek van Wim Kok, de vorige Nederlandse minister president in augustus 2001. Achteraf bekeken wat timing betreft, zo ongeveer het meest ongelukkige moment. Op het eerste zicht leek het natuurlijk perfect gekozen: op de absolute piek van Kok's economische en politieke reputatie. Na acht jaar paars hadden de achtereenvolgende Kok kabinetten economisch en politiek voor elkaar gekregen wat weinig andere landen in Europa gelukt was: een daling in structurele werkloosheid, een forse toename in arbeidsparticipatie met als resultaat een langdurige, arbeidsintensieve economische groei die van het Nederlandse poldermodel zowat het internationale schoolvoorbeeld van het Europese sociaal economische model gemaakt had. Tot bij Clinton en Blair was Kok een welgeziene gast, in de running zelfs als voorzitter van de Europese Commissie. Er leek die zomer 2001 politiek geen vuiltje aan de lucht. Er was vooral afgunst, hoe het Kok allemaal mee gezeten had. De basis van het poldermodel was immers veel vroeger gelegd, ten tijde al van het vorige kabinet Lubbers. Ik herinner me nog hoe de toenmalige coach van het Nederlandse elftal, Louis Van Gaal, gevraagd door journalisten naar het falen van zijn ploeg in Dublin, jammerde: “had ik maar wat van Kok's geluk!” Maar Kok's geluk, werd heel snel Kok's ongeluk.

Plots was daar 911; de opkomst en de moord op Fortuyn, en werd met de rest van de tolerante, multi-culturele maatschappij ook het oude economische paarse gedachtengoed min of meer op de schroothoop gezet. Politici zowel aan PvdA- als VVD-kant die nog iets van doen hadden met paars verdwenen als sneeuw voor de zon uit de politiek. Verdraagzaamheid, multi-culturaliteit werden scheldwoorden. En economisch gezien ging het met de economie plots even snel bergafwaarts als met de open, tolerante Nederlandse maatschappij. Alsof twijfel en onzekerheid zich hadden meester gemaakt van heel het land. De aanpassing aan de euro verliep uitzonderlijk slecht; het vertrouwen van consumenten in de economie kelderde als nooit ter voren; en de internationale concurrentiepositie verslechterde zienderogen. Het zelfversterkend effect van het Europese groei- en stabiliteitspact deed min of meer de rest. Met een ook nog oorspronkelijk paarse, minister van Financiën, Gerrit Zalm, die zich temidden van zijn Europese collega's zowat ontpopt had tot het beste jongetje van de klas en er een traditie van gemaakt had de grote Europese landen Duitsland, Frankrijk en Italië aan te spreken op hun begrotingstekort, kon en zou Nederland zich ook in deze fase van conjuncturele neergang geen begrotingstekort laten aanmeten boven de toegestane 3%. Economisch gezien werden de eerste jaren van de kabinetten Balkenende, dan ook gekenmerkt door “zuur”: door een diepgeworteld geloof in de noodzaak tot bezuinigingen zonder zich echt zorgen te maken over de directe macro-economische gevolgen, laat staan de verdelingseffecten.

Maar vandaag rekenen Balkenende en Zalm erop dat de kiezer dit oude zuur allemaal vergeten zal zijn. De stembusgang gebeurt immers onder een compleet ander economisch gesternte. Na de jaren van magere economische groei stevent 2006 af op een economische groei boven de verwachtingen van om en nabij de 2,8% met alle welkome begrotingsmeevallers vandien. En zelfs de armoede die door de verslechtering van de koopkracht onder het huidige beleid sterk opgelopen was tot meer dan één op tien van alle huishoudens met de wijdverspreide opkomst van voedselbanken, zou dit en volgend jaar dalen, zo meldde het Sociaal en Cultureel Planbureau afgelopen donderdag. Het geluk zit Balkenende en Zalm mee. Achteraf blijkt zelfs mede dankzij D66 dat afgelopen mei uit het kabinet stapte en daardoor ook de perfecte timing voor deze verkiezingen afdwong. Verkiezingen in mei volgend jaar, zoals normaal voorzien, zouden immers het risico inhouden dat de conjuncturele heropleving mogelijk al weer wat afgezwakt zou kunnen zijn. Verkiezingen ten tijde van economische voorspoed is waar alle politici op uit zijn, maar geen van hen zal willen erkennen dat economische voorspoed enige invloed heeft op de uitkomst. Dus voor zowel Balkenende als Zalm heeft de huidige economische heropleving weinig van doen met conjunctuur maar alles met de door dit kabinet ingevoerde structurele hervormingsprogramma's.

Dat de huidige coalitie structurele hervormingen heeft doorgevoerd die op lange termijn ongetwijfeld nuttig zijn en mogelijk hier en daar noodzakelijk, lijdt weinig twijfel. De beleidsparadox is echter dat in tijden dat het goed gaat, men liever afziet van structurele hervormingen – de harde noodzaak ervan wordt niet ingezien – terwijl juist in tijden dat het slecht gaat, men politiek bereid lijkt hervormingen af te dwingen. Voor economen die van de zijlijn toekijken natuurlijk de omgekeerde wereld. In periodes van hoogconjunctuur zou juist bezuinigd dienen te worden, zodat de noodzakelijke structurele aanpassingen straks onafhankelijk van conjunctuur gefinancierd kunnen worden; in periodes dat het slecht gaat, zou een overheid moeten kunnen afstevenen op een tekort, door tussen te komen met bijvoorbeeld belastingsverlagingen bij bedrijven. Vanuit die optiek verdient Zalm nu zijn derde gele kaart. De eerste in 2000 toen nog onder paars een reeks belastingshervormingen werden ingevoerd min of meer op het moment van de groeipiek, waarbij 9 miljoen oude guldens in de Nederlandse economie gepompt werden; de tweede in de beginperiode van Balkenende I toen zwaar bezuinigd werd juist op het moment dat de Nederlandse economie het binnen Europa zwaar te verduren kreeg en zelfs geconfronteerd werd met economische krimp; en tenslotte de derde nu, wanneer in de aanloop naar de verkiezingen van vandaag opnieuw rijkelijk met “zoet” gestrooid wordt, terwijl de economie zoals de groeicijfers voor 2006 nu al uitwijzen, op volle stoom ligt. Het risico dat de economie in 2007 vertraagt door een tekort aan beschikbare arbeidskrachten en overhitting is levensgroot.

Zoals collega econoom Clemens Kool, deze week in ESB argumenterde (“De Economische groei komt niet uit Den Haag”, Economisch en Statistische Berichten , 17 november 2006, p. 601), is het meest opmerkelijke van deze kabinetsperiode dat, en ik citeer, “nog nooit eerder sinds 1954, de feitelijke economische groei in Nederland zo langdurig en zo sterk is achtergebleven bij wat op basis van de wereldhandelsgroei normaal zou zijn als na 2000. Het cumulatieve inkomensverlies ten opzichte van de normale groei in de periode 2001-2005 was bijna zeven procent... het is niet moeilijk een case te maken dat het door het kabinet Balkenende stug volgehouden en procyclische bezuinigingsbeleid in combinatie met het negatief beïnvloeden van consumenten- en producentvertrouwen door het voortdurend herhalen van onheilsprofetieën hierbij een behoorlijke rol heeft gespeeld”.

Effectief werd in Nederland gedurende de afgelopen tien jaar als in geen ander Europees land een zuiver pro-cyclisch macro-economisch begrotingsbeleid gevoerd. Wat het lange termijn effect daarvan op achterblijvende economische groei is, wordt steeds duidelijker. Zoals de Franse Harvard econoom Philippe Aghion recent nog aangaf, zal juist pro-cyclisch beleid in euro-zone landen met hun beperktere fluctuaties in korte termijn interestvoeten dan in de VS of de VK, uitermate nefast zijn voor lange termijn economische groei met name wat private kennisinvesteringen betreft. Niet voor niets dalen juist deze investeringen in Nederland sterker dan elders in Europa.

Nog steeds staat centraal in de concurrentiepositie van de Nederlandse economie, met name in de wat meer technologisch hoogwaardige industriële en dienstensectoren, de relatief lage arbeidskosten zoals die destijds onder paars met enkele forse ingrepen in de sociale werkgeverslasten ingevoerd konden worden. Gedurende de laatste jaren heeft Nederland veel van die voorsprong ten opzichte van onder meer België verloren, ook al zijn de Belgische uurloonkosten nog steeds zo'n 7% hoger dan in Nederland (op jaarbasis gemiddeld zo'n € 47.000 in België tegenover zo'n € 43.000 in Nederland, en € 51.000 in Duitsland). Het probleem van de Nederlandse economie, meer nog dan van de Belgische, wordt echter steeds meer de krapte op de arbeidsmarkt. Een aanzwellende conjunctuur zoals nu, met ook nog eens een begeleidend pro-cyclisch begrotingsbeleid, brengt de economie omwille van de hele beperkte ruimte op de arbeidsmarkt al snel in verhittingsproblemen. Terloops, ook hier speelt het vreemdelingen-onvriendelijke beleid van een Minister Verdonk, die zichzelf bij winst van de coalitie al naar voor schoof als kandidaat vice-premier – mijn inschatting is dat dat het CDA maar ook de PvdA alweer een aantal stemmen kostte ten faveure van de ChristenUnie en de SP – de Nederlandse economie straks parten.

Kortom en in tegenstelling tot wat dikwijls gedacht wordt, zou het voor de Nederlandse economie wél goed zijn als het geluk vanavond Balkenende en Zalm niet toelacht. Ik hoop dat U goed gestemd hebt.

Luc Soete
22 november 2006

 

blog archief