WEBLOG
De avonturen van professor Soete  

Oktober 2007: O Breekbaar België, ...

Twee jaar geleden besloot ik mijn vrij persoonlijke analyse over het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde (Bourgondisch-Hallucinant-Verrassend, 14 mei 2005) met de opmerking: “God dank voor België! België leert ons relativeren...”. Daarmee doelde ik op de enorme hoeveelheid energie en creativiteit waartoe Belgische politici steeds weer bereid leken te zijn om tot soms totaal onverwachte, die ene keer zelfs tot geniale, politieke oplossingen te komen om beide gemeenschappen: Vlamingen en franstaligen, zonder bloedvergieten verder samen te laten leven. Geen betere training voor kandidaat politici, managers, leidinggevenden in Europa dan Belgische politiek, zo was mijn stelling. Maar na vier maanden Belgische politieke crisis begint ook bij mij twijfel zich meester te maken over de goede afloop van deze anno 2007 Belgische crisis.  Het zou, zoals ik hier na de uitslag van de Belgische verkiezingen betoogde (Weblog Juni) een lange, hete zomer worden, nu blijkt het ook nog een lange troosteloze herfst te worden.

De wat meer fundamentele vraag die zich tegenwoordig opdringt is in hoeverre de complexiteit van de Belgische staatsstructuur die de afgelopen decennia geleidelijk is toegenomen nog ruimte biedt om met louter creativiteit en spitsvondigheid een nieuw compromis te vinden. Is één of andere vorm van boedelscheiding uiteindelijk niet veel eenvoudiger en duurzamer? Aan Vlaamse kant lijkt men steeds meer die overtuiging toegedaan. Een echte splitsing zit er misschien nu nog niet in, maar de brede overtuiging wint veld dat beleid op Belgisch niveau ondergeschikt raakt, of zou moeten zijn, aan het regionale beleid. Zoals de Vlaamse minister-president Kris Peeters het graag stelt: de Vlaamse overheid vormt nu de kern van het sociaal economische beleid met een nationale, federaal Belgische overheid die zich slechts bezig houdt met een aantal coördinerende taken over de regio’s en gemeenschappen heen. Een beetje zoals men hier in Nederland over Europa denkt.

Vanuit dit perspectief, blijft het natuurlijk paradoxaal waarom een zittende minister president van Vlaanderen, Yves Leterme, absoluut de Belgische premierpositie ambieert en nog steeds door de Vlaamse onderhandelaars als incontournable in die functie wordt voorgesteld. Het was veel logischer geweest Leterme te behouden als minister president voor Vlaanderen en een andere, in het franstalige deel van het land minder controversiële bestuurder aan te wijzen als kandidaat Belgisch premier. En als het echt de bedoeling was om met Leterme als federale Belgische premier de Vlaamse eisen te realiseren, dan lijkt de franstalige conclusie dat Yves compleet door de mand is gevallen, moeilijk te weerleggen. Nog nooit heeft een Vlaams politicus zich zowel tijdens de verkiezingscampagne als nadien, zó ongeliefd gemaakt bij de publieke opinie in franstalig België. Een tweede termijn voor Leterme zoals nu werd besloten blijft dus risicovol. Meer nog, Leterme opnieuw en met zoveel nadruk naar voor te schuiven als enig kandidaat Belgisch premier, zou wel eens kunnen inhouden dat er aan Vlaamse zijde een prijs zal moeten betaald worden. In de huidige context zou ik zelf de stelling poneren dat de door de Vlamingen zó gewenste splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde de grootste kans van slagen heeft met een franstalige premier eerder dan met Leterme. Kortom, Belgische politiek, zowel in Vlaanderen als Wallonië, is en blijft eerst en vooral machtspolitiek.

Het tweede paradoxale is de heftigheid waarmee men in het franstalige zuiden van het land verdere regionale bevoegdheden afwijst en men zijn toekomst eerst en vooral identifiëert met België. Paradoxaal, omdat op lange termijn juist Wallonië en Brussel, economisch gezien veel te winnen hebben met meer beleidsbevoegdheden, terwijl dat juist gek genoeg minder geldt voor Vlaanderen. De vrij gedetailleerde analyses over de economische kosten en baten van een Belgische splitsing voor Wallonië en Brussel, zoals berekend door mijn Brusselse collega Henri Capron, leveren slechts een schatting op van het onmiddellijke welvaartsverlies van een Belgische splitsing. Voor Wallonië, schat Capron dit op een 10% welvaartsverlies. Maar dit cijfer, lager trouwens dan voor Vlaanderen, omvat slechts de onmiddellijke effecten op de Waalse begroting; het houdt geen rekening met lange termijn, structurele effecten. Die zijn mijn inziens van veel groter belang en sterk verschillend tussen Vlaanderen en Wallonië.

Vergelijk het met een koppel waarvan er één, op wat oudere leeftijd gekomen, een heel goed inkomen verdient; zijn wat jongere partner, gedeeltelijk dan toch, onderhoudt; en nu in zijn wat oudere levensjaren scheiding van inkomen en boedel opeist. Verblind als het ware door de eigen koopkracht en de terugkerende jaarlijkse onderhoudskosten voor de andere partner, vergeet deze oudere partner dat hij er straks alleen voorstaat als hij ziek wordt. Gezien zijn leeftijd en zijn ongezonde levenstijl is de kans daartoe vrij hoog. De cijfers omtrent de toekomstige demografische structuur van Vlaanderen, in verhouding tot Wallonië, liegen er wat dat betreft niet om.. Met de sterkere vergrijzing van een ook nog krimpende bevolking zullen de pensioenkosten in Vlaanderen straks veel hoger liggen dan in Wallonië. Daarnaast mag ook verwacht worden dat de ruimtelijke ordening in Vlaanderen, met zijn typische overbebouwing in laag gelegen kust- en riviergebieden, tot steeds omvangrijkere problemen zoals chronische overstromingen zal leiden. En juist zoals in Nederland vormt ook fijnstof een steeds groter probleem voor omwonenden in grote steden en langs de vele vervoersassen die Vlaanderen als dichtbevolkt “lage land” gebied doorkruisen. Kortom, Wallonië wordt relatief minder geconfronteerd met deze toekomstige demografische en milieuproblemen: in die zin ligt haar duurzame levensverwachting hoger dan die van Vlaanderen.

Daarbij komt ook nog dat het economisch succes van Vlaanderen zich vertaald heeft in een grotere druk op de arbeidsmarkt. Die druk vertaalt zich omwille van de centrale Belgische loonvorming in hogere lonen niet alleen in Vlaanderen maar ook in Wallonië waar er echter juist weinig druk is op de arbeidsmarkt met als resultaat een nóg hogere werkloosheidsgraad. Arbeidsmobiliteit tussen Wallonië en Vlaanderen die normaal dit probleem zou moeten oplossen, en Vlaanderen zou moeten voorzien van een Waals arbeidsreservoir, komt amper voor. Kortom, op lange termijn zou juist Wallonië meer baat hebben bij meer economische bevoegdheden, dan Vlaanderen.

Voor Brussel geldt dit nog meer. Op dit ogenblik is Brussel naast hoofdstad van België en Europa, ook hoofdstad van Vlaanderen. Maar die positie is op termijn niet houdbaar: er wonen amper nog Vlamingen in Brussel. Voor Vlaanderen lijkt Brussel dan ook steeds meer op een lege huls, een administratieve hoofdstad waar dagelijks zo’n 250.000 Vlamingen naar toe pendelen, om er zo snel mogelijk weer uit weg te willen. Die dagjesmensen verdienen er hun salaris maar geven het vooral uit in Vlaanderen, waar ze ook hun belasting betalen. Het is het drama van Brussel: wél de dagelijkse lasten moeten dragen van Vlaamse hoofdstad maar amper profiteren van de voordelen. Meer bevoegdheden voor het Brusselse gewest zou inhouden dat ook hier een eigen beleid zou gevoerd kunnen worden, waarbij zoals in het geval van bij voorbeeld Berlijn, ook belastingen geheven kunnen worden over het inkomen verdiend binnen het Brusselse gewest. Kortom, juist zoals Wallonië, zou ook Brussel op termijn veel meer baat hebben dan Vlaanderen bij meer bevoegdheden.

Waarom de franstaligen dan zo tegen bijkomende bevoegdheden zijn, valt op eerste zicht moeilijk te begrijpen. Opnieuw lijkt er vooral sprake van machtspolitiek: wat Vlamingen politiek willen kan toch onmogelijk goed zijn voor de franstaligen...

De reeds “gesplitste” media spelen in deze opinievorming een doorslaggevende rol. Aan beide kanten van de taalgrens hebben politici van allerlei plumage de aandacht van hun media weten in te palmen. Die doen trouwens, elk langs hun kant van de taalgrens, gouden zaken met het weergeven van opinies en analyses die de Vlaamse of frantalige lezer graag wil horen. Wat meer kritische, of gewoonweg neutrale analyses ontbreken veelal; het eigen gelijk overheerst en tegenspraak van de andere partij wordt nog amper geduld. Een voorbeeld ter illustratie.

Na maanden stilzwijgen, roert zich de groep van wat meer Belgische éénsgezinden in Wallonië, in Brussel maar ook in Vlaanderen. Een petitie actie “Red de solidariteit” werd gestart door enkele BB-ers: Bekende Belgen uit zowel Vlaanderen als franstalig België in de hoop minimaal 100.000 handtekeningen te vergaren. In de rand rond Brussel, het onderwerp van het splitsing pijndossier Brussel-Halle-Vilvoorde is ook een campagne uithangen Belgische vlaggen gestart. De reactie van de hoofdredacteurs in de Vlaamse pers liet aan duidelijkheid niets te wensen over. Commentariërend op deze petitie actie, had de hoofdredacteur van De Standaard, de Vlaamse kwaliteitskrant, Peter Vandermeersch, het de volgende dag in zijn editoriaal (Politieke Hysterie, De Standaard, 27 september 2007) over de “politieke hysterie” die zich meester had gemaakt van zijn land en stelde dat een operatie “culpabiliseer de Vlamingen” begonnen was... Over hysterie gesproken!

Maar ik wil deze weblog eindigen met een wat positievere noot. Misschien dat er voor Limburg voordeel uit de huidige Belgische crisis te halen valt. Als enige provincie in België draagt Limburg nog het bijvoeglijk naamwoord Belgisch. Vlaams Limburg lijkt me absoluut vloeken in de kerk. West-Limburg daarentegen ligt voor de hand zoals Oost-Limburg voor het huidige Nederlands Limburg. Of hoe een Belgische crisis, de twee Limburgen, gescheiden door de Maas weer wat dichter bij elkaar zou kunnen brengen...

Luc Soete

3 oktober 2007



blog archief