WEBLOG
De avonturen van professor Soete  

Maart 2008: CoffeeCorners in Maastricht: naar een alternatief drugsbeleid

Deze maand viel de eerste gerechtelijke uitspraak rond CoffeeCorner, het veel besproken plan van de Maastrichtse burgemeester en wethouders breed gesteund door de gemeenteraad, rond de spreiding van coffeeshops uit het centrum van Maastricht naar de randen van de stad. Voor de wat minder met Nederland vertrouwde lezer, het eufemisme gehalte van de begrippen die hier gehanteerd worden ligt vrij hoog. Volgens Wikipedia is: “een coffeeshop in Nederland een verkooppunt van cannabis. De verkoop van koffie is een bijzaak”; een CoffeeCorner, het begrip is nog niet aangemeld bij Wikipedia, bestaat uit een cluster van twee tot drie verkooppunten van cannabis op eenzelfde uithoek (corner) van een stad. Acht - recent heeft men het over zeven maar zelf tel ik er toch telkens weer acht - van de vijftien coffeeshops die Maastricht nog telt verhuizen in het CoffeeCorner spreidingsplan van de gemeente naar drie stadgrenslocaties:

  1. CoffeeCorner Zuid ‘Köbbesweg’ wordt de nieuwe plek voor de Mississippi, de Smoky en de Smurf;
  2. CoffeeCorner Noord ‘de Veyestraat’ voor Cool Running, Slow Motion en Blue Dream; en tenslotte
  3. CoffeeCorner West ‘Brusselseweg’ voor de Black Widow en Fantasia.

U ziet wellicht de logica van het spreidingsplan van de gemeente: in het zuiden richting Wallonië de twee boot coffeeshops en de smurf (Pierre Culliford, alias Peyo was immers ook een franstalige Belg); in het noorden de coffeeshops die verkoeling, beweging en blauwe gedachten te weeg brengen; en in het westen de zwarte fantasie.

Allemaal nog steeds binnen de stadgrenzen van Maastricht, maar ten zuiden dichter natuurlijk bij de Waalse grens – op de gemeente website doet men daar heel flauw over      (http://www.maastricht.nl/maastricht/show/id=236856/framenoid=39732 )  met de bewering dat men nu van 3,5 naar 8,3 kilometer van de grens verhuist... als je het echt op de spits wil drijven is dat natuurlijk complete onzin: de grens ligt nu op nog geen 500 meter aan de andere kant van de Maas – ; en ten westen dichter bij de Vlaamse grens op amper 600 meter. Ten noorden richting rest van Nederland is er amper sprake van verhuis naar de randen van de stad; de CoffeeCorner Noord ligt op nog geen 600 meter van het Maastrichtse centrum, maar wel aan de andere kant van de Maas en vooral buiten het zicht van het nieuwe gemeentehuis Mosae Forum.

Logisch natuurlijk wel dat een spreiding van coffeeshops naar de randen van een grensstad als Maastricht ook fysieke verschuiving inhoudt richting grens. Logisch dus ook dat een kort geding aangespannen werd door een ongebruikelijke zuidelijke, grensoverschrijdende alliantie tussen de gemeenten Eijsden in Nederland, Visé (Wezet voor de Vlamingen) in Wallonië en Voeren (Fourons voor de franstaligen) in Vlaanderen. Dat de meeste van de Maastrichtse cannabisconsumenten juist van over die Eijsdense zuidelijke grens komen is uiteraard een interessante vaststelling maar tot op zeker niveau irrelevant: de meeste buitenlandse cannabisconsumenten in Maastricht komen immers niet in grote getale vanuit deze grensgemeenten.

De rechter liet weinig heel van het CoffeeCorner plan: onzorgvuldig, slordig en overhaast waren de drie meest karakteristieke beschrijvingen van het Maastrichtse voorstel. Het deed me denken aan een recent debat dat ik mocht bijwonen op het Maastrichtse gemeentehuis over grensoverschrijdende samenwerking.  De aanleiding was het rapport van de Commissie Louk Hermans “De toekomst van Limburg ligt over de grens” ,een commissie waar ik ook lid van was, dat met het voorstel kwam het Europese instrument van EGTS (Europese Groepering van Territoriale Samenwerking) in te zetten om te komen tot grensoverschrijdende gemeenschappelijke initiatieven op het gebied van infrastructuur, zorg, onderwijs en arbeidsmarkt binnen de Euregio Maas Rijn. Tot verrassing van velen zette de Nederlandse Minister van Binnenlandse Zaken, Mevrouw Guusje ter Horst in haar uitvoerige reactie op het rapport van de commissie Hermans, het licht hiervoor op groen en werd de Provincie Limburg aangespoord om met specifieke EGTS voorstellen op de proppen te komen niet alleen op de vier voorgestelde gebieden maar ook op een gebied dat de Minister expliciet toevoegde: veiligheid. Ik kom verder terug op de mogelijkheden die dit EGTS wettelijk biedt voor een gemeenschappelijk grensoverschrijdend euregionaal drugsbeleid. Maar in Maastricht werd van meetaf aan het hele EGTS concept min of meer naar de prullenbak verwezen: de lokale beleidsverantwoordelijken werden vooral aangespoord om, in plaats van gebruik te maken van deze nieuwe juridische “proeftuin” mogelijkheden, vooral te kiezen voor het gewoon zelf “doen”. Gewoon, zoals wethouder Jean Jacobs opmerkte, het bedenken van “Gideonsbende” achtige oplossingen om de overdaad aan belemmerende grensregels te omzeilen...

Het Maastrichtse CoffeeCorner plan lijkt in velerlei opzichten hét schoolvoorbeeld van zo’n Gideonsachtige aanpak: slordig met, zoals de rechter aangaf, zelfs geen aanduiding van de juiste kadastrale perceelnummers van de nieuwe locatie van de CoffeeCorners;  onzorgvuldig met onderbouwing van mogelijke overlast voor deze nieuwe locaties op de achterkant van een bierviltje; en overhaast vooral rekenend op het vertrouwen van burgers in de  goedwilligheid van de gemeente dat het hier daadwerkelijk ook slechts om tijdelijke locaties zou gaan. En wellicht in diezelfde Gideonsachtige interpretatie van het vonnis, is de gemeente  niet van plan het CoffeeCorner plan op te doeken. Integendeel, burgemeester en gemeenteraad willen nu juist de rechterlijke uitspraak gebruiken om de omliggende gemeenten en Den Haag te dwingen tot het meewerken aan een oplossing van wat steeds weer omschreven wordt als het “enorme” probleem van de drugsoverlast in het centrum van Maastricht waarmee politiediensten worstelen. Die overlast wordt vooral voorgesteld als een buitenlands probleem: één van hoofdzakelijk Belgische en Franse cannabistoeristen die tegenwoordig in veel te grote getale naar Maastricht komen en daarmee Maastricht opzadelen met een niet langer beheersbare drugsoverlast.

Daarnaast wordt ook zonder al teveel tegenspraak, steeds weer de stelling geponeerd dat het Nederlandse beleid van het “gedogen” van cannabisconsumptie in coffeeshops een veel effectiever drugsbeleid is dan het repressieve buitenlandse beleid dat de drugsproblematiek in die landen vooral ondergronds heeft gemaakt. Kortom, Maastricht is slachtoffer van verkeerd buitenlands beleid. Die toch wel sterk nationalistische, eigen gelijk visie doet zeker een internationaal econoom zoals mezelf toch altijd wel even de wenkbrauwen fronsen...

Tijd dus voor een wat meer indringende discussie rond het Maastrichtse drugsbeleid en het CoffeeCorner spreidingsplan.

Voor het gemak, volg ik de lijst van vijftien “misverstanden over cannabis” die door de Maastrichtse burgemeester Gerd Leers op zijn website in vier talen verkondigd worden. Ik beperk me hier tot de eerste zeven eerste stellingen, de acht andere vormen vooral een herhaling van zetten (http://www.maastricht.nl/maastricht/show/id=160045). In italics vindt U steeds weer de stelling terug van burgemeester Leers en zijn toelichting:

“1. Minder coffeeshops zal leiden tot minder cannabisgebruik.
Dat is niet waar. In Nederland – het enige Westerse land waar ‘legaal’ in coffeeshops cannabis wordt verkocht - gebruikt 13 procent van de jongeren cannabis. In landen waar cannabisgebruik streng bestraft wordt gebruiken veel meer jongeren cannabis: België, Ierland, VS (17%), VK (20%), Frankrijk (22%).”(Gerd Leers)

De correcte en relevante stelling zou moet zijn: Minder coffeeshops in Maastricht, zullen leiden tot minder cannabisgebruik. Economisch gezien klopt deze stelling wel degelijk. Zoals in het geval van andere winkels en horeca aangelegenheden in Maastricht creëert ook hier Maastrichts aanbod zijn buitenlandse vraag. Dat Maastricht grensstad is, betekent effectief dat de overvloed destijds aan coffeeshops die in Maastricht opgericht werden, hoofdzakelijk gericht waren op de behoefte van de externe, buitenlandse vraag. In die zin is het gebruik van nationale statistieken om de stelling te bewijzen niet echt gepast. Eerder omgekeerd: je zou kunnen stellen dat juist Maastricht, dicht bij België en Frankrijk met zijn hoger aanbod van coffeeshops bijdraagt tot de hogere Belgische en Franse gebruikcijfers.

“2. Wie cannabis gebruikt heeft een grotere kans hard drugs te gaan gebruiken (‘stepping stone’)
Op zich zichzelf is dat waar: wie whisky drinkt is ooit met bier begonnen, en is niet direct van limonade op sterke drank overgestapt. Daarom is het ook belangrijk de eerste stap niet te zetten. Nederland is daar succesvol in: slechts 12 procent van de totale bevolking heeft ooit cannabis gebruikt. In de VS is dat 28 procent, in Australië 40 procent. Met als gevolg dat Nederland weinig harddrug-gebruikers kent, en weinig drugsdoden.”(Gerd Leers)

De recentste cijfers, zoals afgelopen week nog gepubliceerd op basis van een enquête van EénVandaag (http://www.planet.nl/planet/show/id=62967/contentid=918515/sc=818524)  tonen aan dat ongeveer de helft van de Nederlandse jongeren tussen de 13 en 15 jaar ooit softdrugs heeft gebruikt. Dat is naar alle waarschijnlijkheid meer dan in de meeste andere land, en ook vrij logisch. Juist de gedoogde cannabisconsumptie in coffeeshops maakt het relatief gemakkelijk voor jongeren in Nederland “ooit” eens te experimenteren met soft drugs. Daar is op zich trouwens niets mis mee. Mogelijk is het zelfs beter omdat een georganiseerd coffeeshopbeleid jongeren bewuster en mogelijk dus ook weerbaarder maakt ten overstaan van de risico’s van drugsverslaving. Het argument dat het belangrijk is de eerste stap niet te zetten is in deze juist het verkeerde argument. Jongeren worden aangetrokken tot experimenteren. Vanuit deze redenering zou het succes van het lage aantal drugsdoden in Nederland eerder toeggeschreven moeten worden aan een grotere kennis van zaken en weerbaarheid bij de meerderheid van jongeren ten overstaan van drugsgebruik.

Zorgelijker zijn echter de nieuwe, wetenschappelijke inzichten met betrekking tot de aanzienlijke mentale gezondheidsrisico’s van langdurig cannabisgebruik bij pubers. Er is toenemend wetenschappelijk bewijs dat cannabisgebruik het risico op schizofrenie sterk verhoogt bij mensen waarvan dopamine door genetische aanleg onvoldoende snel uit de hersenen verdwijnt wat het geval lijkt te zijn bij een aanzienlijk deel, zo’n 25%, van de Nederlandse bevolking. Voor pubers met dit profiel is de kans om schizofreen te worden tien keer zo groot.

Daarnaast lijkt ook het onderscheid tussen soft en hard drugs steeds moeilijker te maken. Dankzij betere veredelingstechnieken bij de productie van wiet is het stickie “allang niet meer de pretsigaret waar babyboomers hun eerste giegelstuip bij kregen” om het in de woorden van een NRC editoriaal van vorig jaar te stellen (28/12/2007), maar chemisch juist veel sterker geworden.

Tenslotte scherpt de overheid juist vanuit gezondheidsoverwegingen haar tabaksbeleid steeds verder aan met een algemeen rookverbod in de horeca vanaf 1 juni 2008, zodat het verder gedogen van coffeeshops effectief nu een dubbel gedoogbeleid inhoudt. Straks ontvangen de coffeeshops vooral klanten die gewoon een sigaretje willen opsteken bij een kopje koffie...

Kortom, het Nederlandse gedoogbeleid ten overstaan van cannabisconsumptie is absoluut toe aan herijking: echter niet zozeer in de richting van verdere liberalisering dan in de richting van een verdere aanscherping.
 
“3. Coffeeshops nodigen uit tot het kopen van harddrugs.
Dat is niet waar. Coffeeshops leiden juist tot een strenge scheiding tussen soft- en harddrugs. De cannabisgebruiker zoekt graag de veilige, legale, vriendelijke shop en stapt niet graag over naar de keiharde, illegale, criminele harddrugswereld.
In landen waar cannabis en coke, hash en heroïne even illegaal zijn, is de cannabisgebruiker vanaf het eerste moment overgeleverd aan criminele dealers. Hij zit dan toch al in die sinistere wereld, en dan is de stap naar harddrugs makkelijk gemaakt.
De cijfers bewijzen het: In Nederland is 3 op de 1000 inwoners van 15-64 jaar verslaafd aan harddrugs. In Luxemburg, het Verenigd Koninkrijk, Italië, Portugal en Denemarken tussen 7 en 10 per 1000 inwoners. In Nederland 1 drugsdode per 100.000 inwoners, in Duitsland, Zweden en Finland tussen 1 en 2 per 100.000 inwoners, in Denemarken 5 en Noorwegen 8.” (Gerd Leers)

De kern van het Nederlandse anti-drugsbeleid is de aantrekkingskracht van de coffeeshop op drugsconsumenten. Met het gedoogd consumeren van cannabis op een vaste plek vormt de coffeeshop voor de politie de relatief gemakkelijk te surveilleren, bovengrondse plek van mogelijke drugscriminaliteit. Daarbij wordt door zowel de politie als de criminele harddrugsbendes verondersteld dat cannabisconsumenten een potentieel interessante groep vormen van zowel aanbieders als klanten voor hard drugs. In die zin is overlast van drugsgebruik rond coffeeshops tegenwoordig ook verworden tot hét beleidskenmerk van het Nederlandse gedoogbeleid rond cannabis. Het resultaat is dat rond coffeeshops en langs de grote toegangswegen zich alle soorten van criminele drugrunners ophouden die zorgen voor de aan- en afvoer van zowel verboden drugs als van mogelijke klanten waardoor de politie snel en relatief goed geïnformeerd kan ingrijpen. Verplaatsing van coffeeshops vanuit het centrum richting de buitenwijken van een stad houdt dus praktisch per definitie ook verschuiving in van deze drugsoverlast.

“4. Coffeeshops leiden tot overlast
Dat hoeft niet zo te zijn. Coffeeshophouders zijn gebaat bij rust en veiligheid – omdat ze anders hun lucratieve vergunning kwijt raken - en ook de cannabisroker staat niet bekend als onruststoker. In Maastricht is er toch veel overlast, maar dat komt door de enorme aantallen cannabistoeristen. Per jaar komen 1,5 miljoen buitenlanders naar Maastricht voor de cannabis. Dat zijn aantallen die vanzelf leiden tot overlast.
Nu is het wel zo dat we met bonafide coffeeshophouders afspraken kunnen maken over die overlast: de overheid kan ze proberen uit de woonwijken weg te halen en naar de randen van de stad te verplaatsen. De coffeeshophouders werken daaraan mee omdat ze op een rustige manier zaken willen doen. Met illegale coffeeshophouders kun je die afspraken niet maken.” (Gerd Leers)

Uiteindelijk zou de centrale vraag in het Maastrichtse CoffeeCorner debat moeten zijn in hoeverre het CoffeeCorner spreidingsplan gepaard zal gaan, zoals terecht door de rechter bevraagd [1], met minder of meer drugsoverlast.

Een aantal vragen zouden hierbij centraal moeten staan. Bij voorbeeld: is er in het centrum van Maastricht sprake van een grotere overlast omwille van de concentratie van coffeeshops die de drugsrunners activiteiten als het ware “rendabel” maken; of eerder omgekeerd, is er juist in het centrum van Maastricht sprake van meer sociale controle waardoor het criminele luik van het drugsgebruik beter onder controle kan gehouden worden tot een aanvaardbaar, relatief beperkt bijverschijnsel van het gedoogde cannabisgebruik?

Twee, bestaat het huidige buitenlandse klantenbestand van de Maastrichtse coffeeshops hoofdzakelijk uit unieke cannabisconsumenten die slechts naar Maastricht komen om er cannabis te gebruiken of aan te schaffen; of bestaat het uit een veel gediversifieerder klantenbestand dat ook winkelende toeristen, kunst- en cultuurliefhebbers, uitgaande jongeren, studenten, etc. omvat? Kortom, is het aannemelijk dat de vraag, inclusief het bijproduct van illegale vraag naar harddrugs, de verschuiving van het aanbod van cannabis volgt of zullen zich hier ook aanpassingen voordoen?

Moeilijke vragen om een éénduidig antwoord op te geven. De vrees lijkt echter wel gewettigd dat aan de ene kant de verschuiving van het aanbod van soft drugs uit het centrum van Maastricht naar meer afgelegen plekken een aanzuigende werking zal hebben enerzijds op drugsrunners en criminele verkopers naar die afgelegen plekken en anderzijds op de vooral unieke, min of meer afhankelijke cannabisconsumenten. De meer gediversifieerde “chiquere” klanten zullen veelal niet de fysieke overstap maken en liever de coffeeshops in het centrum blijven opzoeken.

Dat past ongetwijfeld bij het Maastrichtse beleid gericht op het aantrekken van het chique consumentensegment zowel op winkel-, horeca en in dit geval ook op cannabis gebied zoals hier destijds geargumenteerd (Maastric, c’est chic); het houdt echter ook in dat het minder chique, meer verslavende deel van cannabisconsumenten waar zich de illegale drugsrunners vooral op richten en dat zorgt voor de grootste overlast, doorgeschoven wordt naar de nieuwe locaties aan de randen van de stad. In die zin valt op dat de noodzaak tot een snelle verplaatsing van de coffeeshops zich toespitst op de twee coffeeshopboten die nu bijna in het zicht van het nieuwe prestigieuze gemeente-, woon- en winkelcomplex Mosae Forum dobberen,  er vooral visuele drugsoverlast veroorzaken  en zo verantwoordelijk worden gehouden voor het ondermaatse aantal winkelende bezoekers en meer algemeen het gebrek aan wandelaars langs de nieuw aangelegde oevers van de Maas van het Markt-Maas project.  

“5. De teelt van cannabis is per definitie in handen van criminelen.
Dat hoeft natuurlijk niet. Je kunt ook regelen dat de bonafide coffeeshops worden bevooraad door bonafide telers en bonafide distributeurs.
In Nederland is er echter voor gekozen om teelt en handel in handen van de georganiseerde misdaad te leggen. Immers: een coffeeshop mag cannabis verkopen, een klant mag het consumeren, maar niemand mag het telen en distribueren. En omdat het toch geproduceerd moet worden, nemen criminelen (en illegale thuiskwekers) deze taak op zich. En zo wordt alleen al in Maastricht jaarlijks € 50 miljoen door criminelen verdiend.
Dat is een absoluut doorgeschoten gedoogbeleid. Heel vriendelijk voor de mafia, maar ontwrichtend voor een Maastrichtse, Tilburgse, Rotterdamse of Amsterdamse, samenleving.”(Gerd Leers)

Hier dient weinig aan toegevoegd te worden. Zoals Burgemeester Leers het zelf stelt, handelen coffeeshops op dit ogenblik bij aankoop van hun producten illegaal en zijn ze dus per definitie gevoelig voor criminele druk en chantage. De dikwijls in het buitenland gestelde vraag, hoe een gemeente afspraken kan maken met een “Vereniging van Officiële Coffeeshops” in Maastricht lijkt, Leers toelichting lezend, dan ook terecht.

Voor alle duidelijkheid en ook in reactie op het vorige “misverstand 4 over cannabis”, de Maastrichtse coffeeshophouders werken nu vooral mee aan het CoffeeCorner spreidingsplan omdat zij bij verplaatsing hun coffeeshop vergunning ook ná de beëindiging van hun activiteiten kunnen verzilveren wat nu niet het geval is. Het spreidingsbeleid zadelt dus effectief Maastricht op met eeuwigdurende coffeeshop vergunningen aan eigenaren die continu geconfronteerd (zullen) worden met chantage druk uit het criminele milieu, waarbij ook nog een toekomstig B&W belet wordt een ander beleid uit te zetten, laat staan uit te voeren gericht b.v. op een vermindering van het aantal coffeeshops... Toch wel een grote verantwoordelijkheid van de huidige burgemeester en zijn wethouders richting toekomst.

“6. Die criminaliteit kun je uitroeien door de teelt en handel in cannabis uit te roeien.
Dat zal nooit werken. We hebben hier boven gezien: de gereguleerde voordeur heeft grote voordelen ten opzichte van sluiten. Maar dan moet je ook de achterdeur regelen. Anders houd je de criminaliteit in stand. Immers: als je de verkoop blijft toestaan, moet de cannabis ergens vandaan komen. Als de bakker brood mag verkopen, moet hij ook meel kunnen inslaan.
Zolang je de bakkers blijft tolereren, zul je graanboeren en molenaars houden. Dat geldt ook voor coffeeshops: elke plantage die je sluit, zal leiden tot een nieuwe plantage. En als we ze met veel geweld de stad Maastricht uit knuppelen, zullen ze in de gebieden buiten Maastricht weer boven de grond komen: het waterbed-effect.
Je kunt natuurlijk ook de bakkerijen – de coffeeshops – sluiten. Dat is in ieder geval consequent. Als de Nederlandse regering de achterdeur niet wil regelen, dan zal Maastricht moeten kiezen voor een keihard schoonvegen van de stad. Maar zoals dat met bakkerijen en graanboeren zou gaan, gaat dat ook met coffeeshops en plantages: ze gaan illegaal, op andere plekken buiten Maastricht, gewoon verder. Want de behoefte aan brood blijft even groot. En dat geldt ook voor de behoefte aan cannabis: onder –1- zagen we dat er in landen zonder coffeeshops zelfs meer wordt gebruikt dan in Nederland.
Vandaar het Maastrichts voorstel om tegelijkertijd de teelt en handel onder strikte voorwaarden te reguleren én de coffeeshops te verplaatsen naar terreinen waar ze geen overlast veroorzaken. Alleen in de totale samenhang werkt dit beleid.
Deze aanpak heeft onze voorkeur omdat ze leidt tot minder cannabisgebruik, minder harddrugsgebruik, minder overlast en minder criminaliteit. De andere optie is: een keiharde oorlog tegen drugs, de stad schoonvegen, waardoor alles buiten de stad illegaal verder gaat.” (Gerd Leers)

Burgemeester Leers’ visie over de noodzakelijke regulering, niet noodzakelijk legalisering, van de wietteelt aan de achterdeur verdient respect vanuit de interne logica van de analyse van het drugsprobleem. Maar komende vanuit de positie van een burgemeester van een grensstad lijkt het een weinig realistisch voorstel, en lijkt de strategisch gekozen manier van aanpak ook weinig logisch. Een korte toelichting.

Ofwel probeer je op alle mogelijke manieren de nationale Nederlandse beleidsmakers te overtuigen, b.v. via het voorzitterschap van de landelijke korpschefs, de eigen politieke partij, de huidige veelheid aan Limburgse ministers in het kabinet, met een vrij concrete uitwerking van je achterdeur voorstel waarin ook alle mogelijke bezwaren zijn opgenomen. Duidelijk zal b.v. zijn dat de achterdeur regulering mogelijk de coffeeshophouders in een betere bonafide positie zal brengen met minder criminele druk, maar dat het geenzins iets zal veranderen aan de overlast van criminele harddrugsactiviteiten rond coffeeshops. Deze laatste blijven immers nog steeds, zoals hierboven geargumenteerd, dé aantrekkingspool voor drugsrunners. Tezelfdertijd verandert een Nederlandse achterdeur regulering niets aan de problematiek van de toestroom van buitenlandse drugstoeristen, integendeel (zie verder onder “misverstand 7”). 

Ofwel ageer je vooral richting buitenland en buurgemeenten om steun te vinden voor het huidige Nederlandse voordeur gedoogbeleid. Die steun lijkt echter elk jaar zwakker te worden, de meeste Europese landen hebben steeds grotere problemen met het Nederlandse uitzonderingsbeleid op het gebied van cannabis, omwille van de redenen hierboven reeds aangehaald onder “misverstand 2”, en omdat zo’n Europees uitzonderingsbeleid logischerwijs leidt binnen een Europese vrije bewegingsruimte tot de huidige stromen van drugstoeristen. Een éénvormig Europees drugsbeleid is uiteraard de meest logische oplossing. Dat dit het huidige Nederlandse uitzonderingsbeleid zou zijn is echter weinig realistisch; dat dit een nog verder uitgewerkt gedoogbeleid inclusief achterdeur zou zijn, is een illusie.

Logisch gezien kan de Europese oplossing alleen maar gevonden worden in een gemeenschappelijk compromis dat effectief een aangescherpt Nederlands drugsbeleid zal inhouden dat eerder restrictiever omgaat met gedogen dan het omgekeerde.

“7. Het reguleren van teelt en handel heeft een aanzuigende werking op drugstoerisme
Dat is natuurlijk onzin. Buitenlanders komen naar coffeeshops omdat je hier cannabis kunt kopen (maximaal 5 gram per persoon) zonder gearresteerd te worden. Hoe die cannabis aan de achterkant de coffeeshop binnenkomt, zal ze worst wezen.” (Gerd Leers)

Dit lijkt absoluut geen onzin. Misschien zal het heel wat van de meest verslaafde cannabisconsumenten worst wezen of de achterkant van de coffeeshop nu volgens officiële overheidsregels gedoogd wordt. Maar er gaat wel degelijk een belangrijke signaalfunctie uit naar de markt van potentiële consumenten zowel in Nederland als in Europa van het feit dat cannabisconsumptie in Nederland van productie tot consumptie buiten het criminele circuit bonafide goed geregeld is. Een beetje zoals in het geval van prostitutie en vrouwelijke mensenhandel. Als men er zeker zou van zijn dat prostitutées niet het slachtoffer waren van mensenhandel en vrij hun beroep hadden gekozen, zou er ongetwijfeld een veel grotere vraag naar zijn. Zo ook zijn er ongetwijfeld heel wat mensen die principieel geen drugs gebruiken omwille van de wereldwijde criminele gevolgen van hun gebruik, zij willen niet de verantwoordelijkheid dragen met hun consumptie criminele organisaties te steunen. Als cannabis echter netjes door de Nederlandse overheid zowel aan de voor- als achterkant geregeld is, is het welk degelijk heel aannemelijk dat er veel meer consumenten vanuit het buitenland op de unieke Nederlandse bonafide situatie zullen afkomen.

Het jammerlijke in het Maastrichtse CoffeeCorner debat is dat de stad zich lijkt vast gebeten te hebben in een richting die uiteindelijk geen oplossing biedt... om het in coffeeshop termen te stellen: eerder lijkt op blauwe fantasia dromen. Jammer want zoals hierboven geargumenteerd biedt het EGTS kader, zoals nu mede ondersteund door de Minister van Binnenlandse Zaken, een nieuw grensoverschrijdend proeftuinkader dat het onderzoeken waard zou moeten zijn. Als grensstad is Maastricht verplicht het Nederlandse gedoogbeleid meer en meer in lijn te brengen met dat van de omliggende grensregio’s. Daar zou de gemeente zelf de aanzet toe kunnen geven door binnen het kader van een EGTS, een eerste opzet van een gemeenschappelijk (dus niet een Nederlands, laat staan een nog verder doorgedreven gedoogbeleid) Euregionaal drugsbeleid te ontwikkelen; het juridisch vervolgingsproces van dealers en gebruikers van drugs gelijk trekken, het ontwikkelen van een gemeenschappelijk beleid gericht op de opvang van verslaafden, de afbouw van coffeeshops en het ermee gepaard gaande drugstoerisme.

Daarmee zadel je ongetwijfeld de meer inwaarts gelegen Nederlandse steden en gemeenten met een deel van het drugstoerisme op. Op deze zorg beroept Burgemeester Leers zich ook in zijn “misverstand 6”, maar dit zou juist niet de zorg van een Maastrichtse burgemeester moeten zijn. Naarmate een EGTS beleid in grensgemeenten zoals Maastricht vruchten afwerpt, zal de problematiek van het gedogen van coffeeshops langzaam maar zeker ook geografisch opschuiven naar de plek waar het gedoogbeleid en de ermee gepaard gaande overlast van drugsrunners ook oorspronkelijk van daan komt, de Randstad. Veel van de drugsrunners zullen zich verplicht zien terug te keren naar de Randstad en er de toegangswegen s’nachts afschuimen op zoek naar Belgische en Franse drugstoeristen, die nu veel meer benzine kwijt zullen zijn om cannabis en drugs te kopen.

Als er geen formele outlet meer is voor cannabisconsumptie in coffeeshops, verdwijnt ook de de vraag naar nabijgelegen wiet productie faciliteiten zowel aan de Nederlandse als in toenemende mate de Belgische kant van de grens; verdwijnt ook het clienteel van growshops; en neemt ook de lokale druk af om op zolders wiet te produceren. Zonder de formeel gereguleerde eindvraag naar cannabis in coffeeshops, vervalt met andere woorden stroomopwaarts de vraag naar productie van wiet. Juist door de niet gereglementeerde achterdeur van de coffeeshop blijft de aanvoer van wiet op dit ogenblik sterk lokaal georganiseerd vanuit geografisch niet al te ver afgelegen productieplekken. De successvolle interventie destijds van Burgemeester Leers ten aanzien van de vroegere vrijstaat Vinkenslag, zowat dé vroegere productie gedoogplek voor wietproductie in Maastricht, illustreert hoe nauw geografisch verweven cannabis productie en consumptie destijds in Maastricht wel waren. Wat men nu vier jaar na dit herstel van orde in Vinkenslag moet vaststellen, is dat na deze succesvolle ontmanteling van de achterdeur van de Maastrichtse coffeeshops, men het blijkbaar niet aangedurfd heeft de voordeur aan te pakken en een lange termijn beleid te ontwikkelen gericht op de langzame uitdoving van coffeeshops.

Er zal natuurlijk altijd vraag zijn naar alle soorten soft en hard drugs. Maar naarmate, in tegenstelling tot wat Burgemeester Leers beweert, juist het onderscheid tussen beide steeds moeilijker te maken valt, wordt het tijd de aandacht van het drugsbeleid, en wil het effectief zijn liefst grensoverschrijdend, terug te brengen tot de echte drugsproblematiek: namelijk die van drugsverslaving of het nu zijn oorsprong vindt in soft of hard drugs; op een betere en vooral slimmere voorlichting bij jongeren over de risico’s hieromtrent; en op betere opvang van verslaafden. Zoals op andere gedooggebieden van verslavende goederen en diensten, zoals tabak-, drugs-, gok-, alcohol- en sexverslaving, ziet men steeds meer in dat een beleid dat zich louter richt op het bestrijden van het criminele aanbod of de criminele handel, terwijl de vraag nagenoeg ongemoeid gelaten wordt, uiteindelijk weinig zoden aan de dijk zet. Het harder aanpakken van de vraag zoals dat b.v. in Zweden gebeurt met betrekking tot prostitutie, of het steeds verder inperken van de gebruiksmogelijkheden zoals in het geval van het rookverbod vanuit een gezondheidsperspectief, beantwoordt aan een beleid waarbij de overheid de consument steeds meer ter verantwoording roept en wel degelijk scherpe beperkingen stelt aan zijn vrijheid van consumeren. Al doende kan men eindelijk in het drugsbeleid zijn volle aandacht schenken aan al die menselijke drama’s, dikwijls bij de sociaal minst weerbare gevallen, van drugs- en alcoholverslaving waarbij gedrag niets meer van doen heeft met enig recht op vrijheid van consumeren.  

21 maart 2008


[1] “Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gaat verweerder (LS: de Gemeente Maastricht) aldus geheel voorbij aan de door hemzelf zo gevreesde overlast van de coffeeshops buiten de inrichting, waarbij in het bijzonder te denken valt aan de overlast van drugsrunners. De voorzieningenrechter realiseert zich dat het beleid van verweerder de coffeeshops aan de randen van de stad te vestigen erop gericht is de overlast beter beheersbaar te maken, maar merkt op dat volgens verweerder ook van de tijdelijke locatie voor ‘relatieve’ overlast valt te vrezen. De voorzieningenrechter acht het van belang dat verweerder in het bestreden besluit nader motiveert waarop zijn verwachtingen zijn gebaseerd dat de overlast buiten het terrein waarop de coffeecorner wordt gevestigd binnen aanvaardbare grenzen zal blijven.” (zie LJN nummer BC6251, Rechtbank Maastricht , AWB 08 / 117, AWB 08 / 118, AWB 08 / 264, AWB 08 / 265, Awb 08 / 271 en AWB 08/272) op http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx .

blog archief