1. Inleiding
Eind 2013 is men hier in Maastricht met de blik op Europa getuige van interessante ontwikkelingen.
Aan de ene kant lijkt Europa, in de aanloop van de Europese verkiezingen, de anti-Europa partijen als nooit tevoren bij elkaar te brengen. Verwacht mag zelfs worden dat deze partijen straks, na de verkiezingen in mei 2014, de grootste parlementaire groep zullen worden in het Europees Parlement in Brussel [1].
Aan de andere kant vechten Oekraïners in Kiev met honderdduizenden tegen hun president en regering om alsnog geassocieerd lid te mogen worden van de Europese Unie.
Het is de ultieme paradox van Europa. Intern is Europa steeds meer onderwerp van polemiek en twijfel rond de voordelen van integratie; extern is Europa een baken van hoop voor democratische hervorming en mensenrechten.
In die zin was de keuze van de jury voor Leeuwarden als Europese culturele hoofdstad 2018, los van de inhoudelijke kwaliteiten van het voorstel, ook illustratief voor de tijdgeest van 2013.
In deze bijdrage ga ik kort in op de “niet-keuze” voor Maastricht en de vraag naar “wat nu”. Daarbij wil ik niet echt ingaan op de inhoudelijke kwaliteitsverschillen tussen de verschillende voorstellen (Eindhoven, Leeuwarden, Maastricht). Ik ben niet alleen een culturele analfabeet maar ook nog econoom waarbij ik al snel cultuur beschouw als iets relatief persoonlijks dat of zijn oorsprong vindt in eigen persoonlijke kunstervaringen en overtuigingen of middels populaire of gespecialiseerde media aangeleerde appreciatie. Kwaliteitsdiscussies over cultuur verzanden dan al snel in opinie discussies [2].
2. Cultuur en de kosten van niet-Europa
Europa heeft door de jaren heen veel geleerd aan de hand van “niet-Europa” analyses. Het economisch in kaart brengen van b.v. de “kosten van niet-Europa”, het zogenaamde Cecchini rapport uit 1988 [3], verhelderde destijds op bijzonder directe manier de discussie rond voor- en nadelen van Europese economische integratie.
De culturele “niet-keuze” voor Maastricht is vanuit deze context illustratief voor het niet kunnen overtuigen van de manier waarop cultuur nieuwe, grensoverschrijdende Europese waarde zou kunnen geven aan toekomstige welvaart en zinvolle arbeid, vooral dan die van jongeren. Begrijpelijk want dit was een bijzonder uitdagende opgave. Niet verwonderlijk leek dit voor de jury een brug te ver. Een zinspeling hierop is terug te vinden in de kritiek in het finale juryrapport, dat wat in het Maastrichtse voorstel ontbrak “a focus on minorities and their role in a diversified Europe” was. Al doende illustreerde de jury ook de eigen, restrictieve visie rond de rol van cultuur in Europa, en als afgeleide zijn visie rond toekenning van de titel van Europese culturele hoofdstad.
Voor de jury vertegenwoordigt cultuur in Europa in de eerste plaats een diversificatie factor. Iets waarvan de identiteit nationaal of regionaal verankerd is, en waaruit op Europees niveau weinig voordeel gehaald kan worden. Wat cultuur betreft, zijn er uiteindelijk geen kosten van een “niet-Europa”. Integendeel, er is noodzaak en behoefte tot bescherming van minderheidsculturen. Minderheidsculturen, het woord zegt het ook goed. Culturen die er an sich niet echt toe doen maar in hun Europese optelsom een mozaïek van diversiteit ten toon spreiden die uniek is voor Europa, en de gemeenschappelijke waardering van cultuur in Europa.
In deze visie was het vrij logisch dat een jury, met een dominante Nederlandse vertegenwoordiging (6 op 13 juryleden), zou kiezen voor een Nederlandse minderheidscultuur met zijn hoofdstad als meest geschikte kandidaat Europese culturele hoofdstad 2018. Met als centraal thema de transformatie van een gesloten Friese gemeenschapszin “mienskip [4]” naar een meer open gemeenschapszin “iepen mienskip”.
3. Het Maastrichtse Culturele Hoofdstad 2018 voorstel
In verhouding tot deze minimalistische visie rond de rol van cultuur in Europa, was het Maastrichtse voorstel in zijn Europese dimensie te uitdagend en in zijn concrete uitwerking te voorzichtig, te bottom-up opgebouwd. Uiteindelijk kon het Maastrichtse voorstel deze jury niet duidelijk maken wat de huidige kosten zijn van niet-Europa op het gebied van cultuur.
De eerlijkheid gebiedt toe te geven dat het Maastrichtse voorstel daartoe ook slechts een aantal eerste aanzetten gaf zoals de "European Spring Journey" door de jury weggezet als een manier van het outsourcen van de artistieke visie; of het concept van de “génération Maastricht” door de jury geprezen maar dan ook weer verworpen omdat het onduidelijk was voor de jury hoe dit concept concreet zou uitgewerkt worden.
Een hardere, en ook feitelijke benadering van wat Europa mist door het ontbreken van het culturele hoofdstuk in het Maastricht Verdrag, was op zijn plaats geweest maar had het voorstel ongetwijfeld nog speculatiever gemaakt. Het blijft, zeker vandaag aan de vooravond van beeldbepalende Europese verkiezingen, een bijzondere, intellectuele uitdaging de bijdrage van Europese cultuur aan toekomstige welvaart en de werkgelegenheid voor jongeren in Europa beter in kaart te brengen. Een korte persoonlijke uitweiding.
4. Maastricht best belangrijk
Het 20 jaar oude Maastricht Verdrag heeft niet alleen geleid tot sterk toegenomen financiële transparantie met de invoering van de euro begin dit millennium maar ook tot een sterk toegenomen politieke transparantie. In beide gevallen was die belangstelling ook sterk overtrokken.
In de financiële markten wordt, nu de luwte rond de euro-crisis is gaan liggen, steeds meer duidelijk dat destijds sprake was van een overreactie van internationale financiële markten in de inschatting van de “bail out” risico’s van eurolanden met grote overheidsschulden. Zoals mijn collega hoogleraar internationale economie, de Belg Paul De Grauwe, mooi heeft aangetoond, hebben financiële markten de neiging deze risico’s te overschatten, net zoals zij in de voorafgaande periode (2001-2010) toen de “spread” van de rente op overheidspapier tussen eurozone landen juist beperkt bleef, de neiging hadden deze risico’s te onderschatten.
In politieke zin illustreert deze transparantie zich door een heropleving van geloof in de natie staat: in de eigen, nationale, politieke identiteit waarbij als bijkomend effect, de “andere”: de buitenlandse, en zo ook Europese identiteit, eerder als bedreiging of zelfs gevaar wordt neergezet. Ook hier verwijs ik graag, nu naar een Belgisch politicus, Guy Verhofstadt, die zich steeds weer verbaast over hoe het vanuit historisch perspectief, in Europa juist recente begrip van de “natie staat” in politieke discussies plots weer van stal wordt gehaald. Ook, en vooral, in Nederland waar we dit jaar pas de 200 jaar Staat der Nederlanden vieren, waarvan Limburg pas in 1839 deel uitmaakte, en waarmee de Maastrichtse bevolking zich wellicht slechts zo’n 100 jaar geleden mee kon vereenzelvigen [5].
Gebundeld voedt deze financiële en politieke transparantie het toenemend gevoel van wantrouwen tussen Noord- en Zuid-Europa; tussen nationale en Europese identiteit. Het is wellicht iets dat noch Schumann, noch Mitterand, noch Kohl, noch Delors hadden kunnen vermoeden: dat Europese integratie de bron zou worden voor een herbronning van nationalisme.
Cultuur is in deze laatste visie voor alles een uiting van nationaal of regionaal erfgoed. Europese cultuur de optelsom van al deze uitingen. De Europese culturele hoofdstad, een gekozen Europese lokale stad die gedurende een jaar zijn eigen lokale cultuur, Europa-breed kan ten toon spreiden. Precies de optie waarvoor de jury koos.
5. In praise of Europese multicultuur
Zoals hierboven reeds aangegeven, vertegenwoordigde het Maastricht Cultureel Hoofdstad 2018 (MCH2018) voorstel een breuk met deze traditie.
In mijn eigen bijdrage voor het bidboek MCH2018, stelde ik voor “cultuur” niet louter als een uitdrukking van regionale en nationale eigenheid te zien maar als onderdeel van een breder, multi-cultureel Euregionaal kader. Multi-culturalisme als Europees cement van vertrouwen, waarbij cultuur als het ware de antidoot zou zijn tegen het financiële en politieke wantrouwen dat Europa leek binnengeslopen te zijn als gevolg van de eurocrisis.
De kandidatuur van Maastricht was in die zin verschillend van vorige kandidaturen die veeleer konden beschouwd worden als uitingen van regionale en/of nationale culturele identiteit binnen een Europa van culturele diversiteit. De herontdekking van het waardevolle van multi-culturalisme, niet alleen binnen cultuur, maar ook in de politiek en de economie [6], zou iets zijn waarin Maastricht voorop zou lopen in Europa, en ook in Nederland.
Interessant is vanuit deze optiek, hoe “multi-culturalisme” als steeds belangrijker erkend wordt in besluitvormingsprocessen.
Een interessante analyse toegepast op politieke besluitvormingsprocessen in Europese eerder dan nationale omgevingen wordt gegeven door de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse. In zijn bijdrage over de Brusselse “bureaucratie” merkt hij hierbij het volgende op:
“A European Commission official, an Englishman who had previously worked in the British Prime Minister's private office, gave me a very good example of how the situation differs from that in a conventional national bureaucracy, which is at the same time a striking example of the European bureaucracy's rationality: when the British Prime Minister’s staff were discussing a problem and preparing a decision, he said, there were about ten people in the room who were all in agreement after half an hour. Everybody had the same social origins, spoke the same language, had been to the same university, had the same teachers, i.e. had exactly the same background. They had more or less the same network which had promoted their careers, the same experience and the same opinions. They had wives from the same social class and children who went to the same elite schools. They discussed how they could sell the decision to the media for much longer than the problem itself. Here in the Commission it is precisely the opposite – and that is what is so fascinating and rewarding for him: women and men sit together who all come from a different country or have a different background, come from a different social class, have a different mother tongue, have been to a different university and most of whom have partners who in turn have different mother tongues and different backgrounds. The discussion is focused directly on the matter at hand and may last for hours or days. Much more experience is fed into the discussions, they have more inputs and they are more creative. They never talk about how they are going to sell the results to the media. Because you can do what you like: no matter what goes out, it only ever reaches the public through the prism of the national media.” [7].
Wat Menasse vaststelt m.b.t. nationale versus Europese bureaucraten, geldt al veel langer in de internationale bedrijfswereld waar voordelen van diversiteit en multiculturalisme zich in de eerste plaats vertalen in gebieden zoals talent acquisitie en behoud, creativiteit, kritisch denken en betere beslissingen [8].
Nog persoonlijker kan ik zelf alleen maar stellen dat de internationale, multi-culturele omgeving van het onderzoekinstituut waar ik de leiding mocht over voeren: MERIT van 1988 tot 2005 en UNU-MERIT van 2005-2012, ongetwijfeld een essentiële factor is geweest in het succes van de oprichting, de groei en bloei, alsmede de transformatie van dit instituut. En zonder daar enige concrete invulling aan te willen geven, heb ik eenzelfde gevoel vandaag de dag in het multi-culturele Euregionale CvB van de Universiteit Maastricht.
6. Et nunc?
Het concept van een Maastricht Culturele Hoofdstad is met de niet-keuze door de jury voor Maastricht definitief van de baan. Ondanks de vele argumenten die mogelijk een verklaring kunnen geven voor deze niet-keuze, zoals hierboven omschreven, valt er op de beslissing voor Leeuwarden uiteindelijk niets af te dingen.
Tezelfdertijd doet dit niets af van de vraag naar de rol en toekomst van cultuur in Europa en de mogelijke rol die Maastricht daar als Europese stad bij uitstek in zou kunnen spelen.
Wat vrije gedachten en ideeën op een rij, los van enige kandidaatstelling voor deze of gene prijs, of deze of gene subsidie.
Voor een relatief kleine stad als Maastricht blijft het aanbod van cultuur, zowel artistiek, volks als amateuristisch, omvangrijk. Er zitten echter veel blinde vlekken in dit cultuuraanbod. De Euregionale dimensie in het MCH2018 voorstel bood de mogelijkheid een aantal van deze blinde vlekken af te dekken, waarbij de nabij gelegen “buitenlandse” steden zoals Luik en Aken, beide groter dan Maastricht, en Hasselt en Genk een belangrijke rol speelden. Daarmee werd het cultuuraanbod significant uitgebreid, niet alleen wat de geografische “breedte” maar ook wat de inhoudelijke “diepte” betrof. Tezelfdertijd valt op dat de niet-keuze voor Maastricht hier uiteindelijk niets aan verandert: de culturele Euregio werd ontdekt en is blijvend.
Vanuit dit perspectief is de huidige Maastrichtse culturele uitdaging nu de omgekeerde: Nederlandse verankering. Daarbij lijkt een interessante startreflectie de manier waarop die andere kandidaat culturele hoofdstad: Eindhoven, omgaat met zijn niet-keuze. Het Eindhovens voorstel vertrok uiteraard vanuit de sterke positie die de stad heeft als Brainport op het gebied van industriële kennis en design, en de uitzonderlijk hoge concentratie van kenniswerkers, private en publieke R&D-labs, buitenlandse expats en grensoverschrijdende mobiliteit in de bredere omgeving. Opvallend is vanuit dit perspectief hoe complementair de kandidaturen van Eindhoven en Maastricht als Europese culturele hoofdstad wel zijn. Twee steden die beide ook onderdeel zijn van het bredere concept Brainport 2020 dat de hele regio Zuidoost Nederland omhelst.
Concreet zou mijn voorstel dan ook zijn te bekijken in hoeverre het Eindhovens en Maastrichts voorstel te integreren zijn als een nieuwe vorm van een “Culture Brainport” waarbij centraal de stelling zou komen te staan dat een Brainport slechts een duurzame kans van slagen heeft als er een cultureel element inzit. Een “Culture Brainport” waarvan de expliciete bedoeling is de inwoners, autochtoon en allochtoon, in de regio ook (multi-)cultureel te verankeren.
Het realiseren van synergie en complementariteit zou een eerste doelstelling kunnen zijn van “Culture Brainport”. Op dit ogenblik is de neiging eerder, zoals ook geïllustreerd in de dubbele kandidatuur van beide steden voor Europese culturele hoofdstad, zich vooral apart te willen profileren. Daarbij zoekt Maastricht zijn toekomst vooral in het zuiden, westen en oosten, de grens over. En Eindhoven ziet zijn toekomst richting Den Haag als mogelijke toekomstige “hoofdstad” van Zuid Nederland van waaruit straks de aldaar gevestigde rijksdiensten "het zuiden" zullen bedienen. Kortom Maastricht en Eindhoven staan steeds meer met de rug tegen elkaar, waarbij de een de ander ziet als bedreigend of de ander de een als hinterland opportuniteit.
De uitdaging van wat hier voorgesteld wordt, is dan ook fors. Een “Culture Brainport” zal duidelijk dienen te maken hoe door samenbundeling van krachten beide regio’s voordelen op het gebied van cultuur kunnen realiseren. Een mogelijke invalshoek zou kunnen zijn door aan te geven hoe een “Culture Brainport” antwoord kan bieden op de lokale herbestemming van nationale bezuinigingen op de cultuursector, waardoor cultuur, naast natuur en milieu, straks ook sterker financieel in de regio wordt verankerd. Zo zouden regionale provinciale middelen voorzien binnen het kader van Europese culturele hoofdstad als prikkel ingezet kunnen worden ter realisatie van niet-gerealiseerde synergiën. Daarbij zou vertrokken kunnen worden van het principe van overall matching vanuit de twee provincies en culturele specialisatie op basis van lokale kwalitatieve sterkte - noem het een vorm van “smart cultural specialisation” - met Eindhoven en Maastricht als de centrale kernen [9].
In een tweede fase zou dan de Euregionale dimensie toegevoegd worden. Deze grensoverschrijdende, internationale dimensie zou zo wellicht sneller en beter in een meer vruchtbare culturele omgeving tot bloei kunnen komen.
7. Samenvatting
Zoals hierboven aangegeven, is het uiteindelijk niet echt verwonderlijk dat Maastricht niet verkozen werd als CH2018.
Het lijkt erop dat de jury, met zijn sterke Nederlandse vertegenwoordiging en traditionele visie rond cultuur in Europa, de uitdaging van multi-culturalisme niet aandurfde en koos voor het zekere: Leeuwarden als Europese erkenning van een minderheidscultuur binnen Nederland en Europa.
Zelf heb ik nog nooit Leeuwarden bezocht, en ik kijk uit met hopelijk vele andere Europese burgers naar een eerste bezoek in 2018...
Luc Soete
23 december 2013
[1] En... in Straatsburg. Zowel de aanwezige UKIP, PVV als FN EP-leden onthielden zich afgelopen November 2013 bij de motie tot verdere rationalisatie van het Europees Parlement en het overbrengen van alle activiteiten naar Brussel.
[2] Zie b.v. mijn eerste blog over architectuur in Maastricht “Open brief aan een buur” uit 1989 (www.soete.nl).
[3] Alsmede de vraag om een update zoals onder meer recent bepleit door de EESC, “Towards an updated study of the costs of non-Europe”, 2012.
[4] Mienskip is “de kracht van elkaar erkennen, herkennen en samen meer zijn dan de som der delen” in de woorden van Jacco de Boer, een van de drijvende krachten achter Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018.
[5] Zelf zou ik stellen dat het pas aan het begin van de Eerste Wereldoorlog in 1914 was toen Maastricht effectief vluchtelingenstad werd voor Belgen en Duitsers en de lokale bevolking de verwoestingen en menselijke tol aan de grens van de stad direct kon gadeslaan, dat het nationale Nederlandse gevoel zich van de Maastrichtse bevolking meester maakte.
[6] Zelfs in de financiële sector… In mijn eerste MCH2018 bijdrage in 2010 werden wat mogelijke alternatieve financieringsvormen van MCH2018 geopperd. Ook hier is het wachten op nieuwe, multi-culturele benaderingen rond financiële transacties waarbij “vertrouwen” opnieuw en expliciet een centrale rol krijgt toebedeeld.
[7] Menasse, R., “A hymn to the bureaucrats in Europe”, 2012.
[8] Amaram, D. I. (2007). “Cultural diversity: Implications for workplace management”, Journal of Diversity Management, 2(4), 1-6
[9] Dus niet zozeer een fysieke integratie van culturele aanbieders in de twee provincies zoals de complexe en straks hopelijk succesvolle integratie van het Limburgs Symphonie Orkest met Het Brabants Orkest in de Philharmonie Zuidnederland, maar veeleer de verbreding van het spectrum van culturele activiteiten in de regio Eindhoven en Maastricht waarbij elkeen de culturele ambities van de andere versterkt.
|